This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Enkelvoudige rekenkundige
bewerkingen
+ : x - =
Bronnen:
https://operatoropleiding.nl
Slide 1 - Slide
Benodigdheden
Rekenmachine
Codex-tabellenboek
Pen en papier
Mobiele telefoon met internet: www.lessonup.app
Slide 2 - Slide
Opbouw van de les
- Ervaringen (Woordwolk)
- Leerdoelen
- Theorie en rekenen: enkelvoudige berekeningen
- Samenvatting
- Vragen
Slide 3 - Slide
Waar denk je aan bij rekenen?
Slide 4 - Mind map
Leerdoelen
Na deze les kun je:
Benoemen van getallen
Herkennen van wiskundige symbolen en operatoren
Rekenen met getallen:
Optellen en aftrekken
Vermenigvuldigen en delen
Rekenen met getallen volgens een volgorde van bewerkingen
Slide 5 - Slide
Deelverzamelingen
N: Natuurlijke getallen
0, 1, 2, 3, 4, etc.
Z: Gehele getallen
-4, -3, -2, -1, 0, 1, 2, 3, 4,.....
Q: Rationele getallen
N + Z + -7/11 , 2/3 , 1,33333
R: Rëele getallen
N + Z + Q +√2, π
(oneindig veel cijfer na komma)
Slide 6 - Slide
Deelverzamelingen
Slide 7 - Slide
Met welk symbool geef je alle getallen samen aan?
A
R
B
Q
C
N
D
Z
Slide 8 - Quiz
Afronden
Kijk één getal verder dan het aantal cijfers waarop je moet afronden.
0, 1, 2, 3 of 4? Er verandert niets en je laat alle overige decimalen weg.
5, 6, 7, 8 of 9? Je verhoogt het cijfer waarop je moet afronden met 1.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Rond af op 2 decimalen 3,1415
A
3,141
B
3,142
C
3,14
D
3,15
Slide 11 - Quiz
Rond af op 3 decimalen 2,41351
A
2,41
B
2,42
C
2,413
D
2,414
Slide 12 - Quiz
Rekenen met getallenlijn
-
-7 + 4
Slide 13 - Slide
Onbekenden
y = -7 + x
x en y zijn onbekend
x en y heten ook wel parameters of variabelen
Slide 14 - Slide
Mini Pauze
timer
5:00
Slide 15 - Slide
Operatoren (1)
Unaire operatoren
Bewerking met 1 getal (UNO) Voorbeeld √25 = 5
Binaire operatoren
Bewerking met 2 of meer getallen
Voorbeeld: 2 + 5 = 7
Slide 16 - Slide
Symbolen voor wiskundige bewerking
Unair / Binair
Assignmentoperatoren
Tip: gebruik Codex-tabellenboek
Slide 17 - Slide
Rekenmachine bewerkingen
Haakjes
Bijvoorbeeld: 3 x (4 + 2) = 24
Vermenigvuldigen en Delen
Optellen en Aftrekken
Is gelijk aan
Na indrukken van =-teken wordt het antwoord gegeven.
Komma
De punt wordt gebruikt als komma in een getal. Bijvoorbeeld 9,55 --> 9.55
Voorbeeld: 9,55 --> typ in 9.55
Slide 18 - Slide
Rekenmachine
Instelling rekenmachine:
Klik 3x op Mode CLR
Klik op "cijfer 3" (Norm)
Klik op cijfer “1” of “2”
Weergave: "1" voorbeeld 0,0003 ----> 3 x 10-04
"2" voorbeeld 0,0003 ----> 0,0003
Slide 19 - Slide
Grote getallen weergeven
honderdduizend
100000
100.000
13 miljoen
13000000
13.000.000
Slide 20 - Slide
Rekenen met negatieve getallen
Optellen van min 10 en min 16
(-10) + (-16) = -26
Aftrekken van min 10 en min 16
(-10) - (-16) = 6
(min x min = plus)
Slide 21 - Slide
Optellen
22 + 5 = 27
som
optellen
5 + 22 = 27
Druk
bar of N/m2
22 bar + 5 bar = 27 bar
5 bar + 22 bar = 27 bar
Slide 22 - Slide
Aftrekken
43 - 37 = 6
verschil
aftrekken
37 - 43 = -6
Temperatuur
℃
43 ℃ - 37 ℃ = 6 ℃
37 ℃ - 43 ℃ = -6 ℃
het antwoord is negatief!
Slide 23 - Slide
Mini Pauze
timer
5:00
Slide 24 - Slide
Vermenigvuldigen
20 x 8 = 160
product
vermenigvuldigen
8 x 20 = + 160 --> 160
20 blikjes x 8 uur = 160 blikjes
- 8 x 20 = - 160
8 x - 20 = -160
- 8 x - 20 = + 160 --> 160
even aantal -tekens --> positief
oneven aantal -tekens --> negatief
(x teken of · teken of * teken)
Slide 25 - Slide
Delen
200 : 5 = 40
quotiënt
delen
(: teken of / teken)
5 : 200 = 0,025
--> Controlemiddel: 40 x 5 = 200
200 : - 5= -40
- 200 : - 5 = 40
200
5
= 40
200
5
= 1
40
Slide 26 - Slide
Volgorde van bewerkingen (1)
Eerst uitrekenen wat er tussen haakjes staat (...)
Dan machtsverheffen en worteltrekken 102 √25
Daarna vermenigvuldigen en delen x :
Ten slotte optellen en aftrekken + -
Voorbeeld:
28 - 7 x 3 + (27 - 5) : 2
Slide 27 - Slide
28 - 7 x 3 + (27 - 5) : 2 =
Slide 28 - Open question
Uitleg berekening
28 - 7 x 3 + (27 - 5) : 2
Stap 1: Haakjes wegwerken
(27-5) = 22
Stap 2: Vermenigvuldigen en delen
28 - 7 x 3 + 22 : 2
Stap 3: Optellen en aftrekken
28 - 21 + 11 --> Antwoord: 18
Slide 29 - Slide
In een productiebedrijf staan vier machines met de volgende capaciteiten. - Machine één: 23 producten per minuut - Machine twee: 31 producten per minuut - Machine drie: 16 producten per minuut - Machine vier: 28 producten per minuut Hoeveel producten worden er in totaal door de vier machines per minuut geproduceerd?
A
5880
B
24,5
C
2352
D
98
Slide 30 - Quiz
Aluminium wordt in een oven verwarmd tot 800°C. Daarna wordt het in een vorm gegoten. Tijdens het gieten koelt het aluminium 140°C af.
Wat is de temperatuur van het aluminium na het gieten?
A
5,7 °C
B
660 °C
C
140 °C
D
940 °C
Slide 31 - Quiz
Een kunststofproduct dat net uit de spuitgietmachine komt, heeft een temperatuur van 57°C. Gedurende vijf seconden koelt het product 4°C per seconde af.
Wat is de juiste berekening hierbij?
A
57 + 5 + 5 + 5 + 5 = 77°C
B
57 + (-5) + (-5) + (-5) + (-5) = 37°C
C
57 + (-4) + (-4) + (-4) + ( -4) + ( -4) = 37°C
D
57 + 4 + 4 + 4 + 4 + 4 = 77°C
Slide 32 - Quiz
Door een warmtewisselaar stroomt 300 liter koelvloeistof per uur.
Hoeveel liter koelvloeistof stroomt er per seconde door de warmtewisselaar?