9VSEA/B

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Nederlands

9VSEA/B

Wat gaan we dit jaar doen?

• Werken uit het boek
  
• Examentraining
  
• Nieuwsbegrip

Examens Nederlands

1. Lezen
2. Luisteren
3. Schrijven
4. Spreken
5. Gesprekken voeren

Vragen voor het lezen

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat weet je al over het onderwerp?

3. Wat valt je op aan de plaatjes?

4. Wat zeggen deze plaatjes volgens jou over de tekst?

5. Welke tussenkopjes zie je?

6. Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

7. Wat is de bron van deze tekst?

8. Wat weet je over de bron?

Welke woorden
zijn nieuw voor je?

Uit welke alinea's bestaat de inleiding?

1. Alinea 1
2. Alinea 2
3. Alinea 1 en 2
4. Alinea 1, 2 en 3

Wat is de hoofdgedachte van tekst?

Uit welke alinea('s) bestaat/bestaan het slot?

1. Alinea 5
2. Alinea 6
3. Alinea 5 en 6

Wat is de kernzin uit alinea 2?
Typ de eerste 2 en de laatste 2 woorden van de zin.

Hoe noem je deze vraag?
"Klinkt ongeloofwaardig? Inderdaad."

1. Foutieve vraag
2. Een voorzetsel
3. Een retorische vraag

Waarom gebruikt de schrijver een retorische vraag?

Waar in de tekst kom je nog meer retorische vragen tegen?

Zoek de juiste woorden bij elkaar

Indicator

onconventionele

averechts

vandalisme

toevalsverband

Voorspeller

alternatieve

iets is toevallig hetzelfde

tegenovergesteld

bewust iets kapot maken

Welk signaalwoord vind je halverwege alinea 4?

1. probleemgedrag
2. maar
3. 12-jarigen
4. geen

Welk verband geeft dit signaalwoord aan?

1. Conclusie
2. Samenvatting
3. Tegenstelling
4. Opsomming

In alinea 6 staat
onconventionele muziek. Geef een voorbeeld

Voor het onderzoek hebben de onderzoekers vier jaar lang iets meer dan 300 jongeren gevolgd. Is dat genoeg om zulke grote conclusies te trekken?

1. Ja
2. Nee

3.1 Informatieve teksten

Teksten waar je informatie uit kan halen. De schrijver wil je iets leren. 

• Nieuwsberichten
• Bijsluiters
• Schoolboeken

3.2 Instructieve teksten

Willen je iets leren of uitleggen

• Vaak in stapjes
• Afbeeldingen ter ondersteuning
• Signaalwoorden

Wat moet je doen?

Opdrachten paragraaf 3.1 maken

Opdrachten paragraaf 3.2 maken