What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Visit the website
‹
Return to search
Vraagwoorden_wie, wat, waar, wanneer
Vraagwoorden
wie, wat, waar, wanneer
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
ISK
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vraagwoorden
wie, wat, waar, wanneer
Slide 1 - Slide
Wie?
mens
Slide 2 - Slide
Wat?
ding
Slide 3 - Slide
Waar?
plaats
Slide 4 - Slide
Wanneer?
tijd
Slide 5 - Slide
Kies
het passende antwoord.
Let goed op het vraagwoord.
wie wat waar wanneer
Slide 6 - Slide
Waar is jouw tas?
A
Morgen.
B
Mijn moeder.
C
In de klas.
D
Om 10 uur.
Slide 7 - Quiz
Wanneer ga je winkelen?
A
Morgen.
B
Met mijn moeder.
C
In de klas.
D
In Leiden.
Slide 8 - Quiz
Met wie ga je winkelen?
A
Morgen.
B
Met mijn moeder.
C
In de klas.
D
In Leiden.
Slide 9 - Quiz
Waar ga je winkelen?
A
Morgen.
B
Met mijn moeder.
C
Kleding.
D
In Leiden.
Slide 10 - Quiz
Wat wil je kopen?
A
Morgen.
B
Met mijn moeder.
C
Kleding.
D
In Leiden.
Slide 11 - Quiz
Wat eet jij?
A
Om 18 uur.
B
Een banaan.
C
In de klas.
D
Met mijn ouders.
Slide 12 - Quiz
Wanneer is de afspraak?
A
Met de IND.
B
Volgende maand.
C
Op school.
D
Met mijn ouders.
Slide 13 - Quiz
Waar is de afspraak?
A
Met de IND.
B
Volgende maand.
C
Op school.
D
Met mijn ouders.
Slide 14 - Quiz
Met wie is de afspraak?
A
Met de mentor.
B
Volgende maand.
C
Op school.
D
Fiets.
Slide 15 - Quiz
Wie zie je op straat?
A
Een auto.
B
Een fiets.
C
Een bushalte.
D
Mijn buurman.
Slide 16 - Quiz
Wat zie je op straat?
A
Een auto.
B
Een fiets.
C
Een bushalte.
D
Alles bij A, B en C.
Slide 17 - Quiz
Waar is de hond?
A
Buiten.
B
Van mij.
C
Bello.
D
Van mijn vriend.
Slide 18 - Quiz
Waar ga je naartoe?
A
Met de hond.
B
Naar Amsterdam.
C
Een appel.
D
Van mijn vriend.
Slide 19 - Quiz
Op wie wacht je?
A
Op de bus.
B
Op de trein.
C
Op de bank.
D
Op mijn vriendin.
Slide 20 - Quiz