Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Examentraining 1 mavo

Examentraining 1 mavo
HC: De periode 1848-1914                                 eerste examentraining
HC: De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)            2e examentraining
HC: Interbellum (1918-1939)                                     2e examentraining
HC: Tweede Wereldoorlog (1939-1945)               2e examentraining
HC: De periode (1945-1989)                                     3e examentraining
HC: Nieuwe Wereldorde (vanaf 1990)                  3e examentraining
Vaardigheden                                                                 4e examentraining
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining 1 mavo
HC: De periode 1848-1914                                 eerste examentraining
HC: De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)            2e examentraining
HC: Interbellum (1918-1939)                                     2e examentraining
HC: Tweede Wereldoorlog (1939-1945)               2e examentraining
HC: De periode (1945-1989)                                     3e examentraining
HC: Nieuwe Wereldorde (vanaf 1990)                  3e examentraining
Vaardigheden                                                                 4e examentraining

Slide 1 - Slide

Examen mavo gl+tl (gs + staatsinrichting)

Opzet examentrainingen:
Herhalen kern van de lesstof + bijpassende oefeningen

Slide 2 - Slide

De periode 1848-1914 
Je kunt belangrijke kenmerken van de Nederlandse staatsinrichting herkennen en beschrijven
monarchie - republiek
democratie - dictatuur
grondwet - constitutie
scheiding tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht

rechtsstaat - onafhankelijke rechtspraak

controlerende en wetgevende bevoegdheden van Eerste en Tweede Kamer
recht van budget, enquête en interpellatie. 
Tweede Kamer ook recht van initiatief en recht van amendement.


Slide 3 - Slide

De periode 1848-1914 
verkiezingen - regering - coalitiepartijen - oppositiepartijen

de belangrijkste stappen van wetsvoorstel tot wet: 
minister - voorstel - Tweede Kamer met rechten - Eerste Kamer met rechten

staatshoofden van Nederland: 
Willem II / Willem III / Wilhelmina / Juliana / Beatrix / Willem-Alexander

Slide 4 - Slide

Oefenvraag
Een Tweede Kamerlid heeft in 1886 twee verzoeken. Hij vraagt eerst aan een minister om naar de Tweede Kamer te komen om vragen te beantwoorden over de werkomstandigheden van fabrieksarbeiders. Maar hij wil ook dat de Tweede Kamer zélf een onderzoek instelt naar de werkomstandigheden van deze arbeiders.

Welke twee rechten horen bij de verzoeken van het Kamerlid?
amendement
enquête
initiatief
interpellatie

Slide 5 - Slide

Welke twee rechten horen bij de verzoeken van het Kamerlid?
A
amendement
B
enquête
C
initiatief
D
interpellatie

Slide 6 - Quiz

De periode 1848 - 1914
Je kunt enkele grondrechten herkennen en noemen, die in de loop van de 19e en 20e eeuw in de
grondwet zijn opgenomen en daarbij onderscheid maken tussen klassieke en sociale grondrechten.
Je kunt daarbij aangeven dat bepaalde grondrechten met elkaar op gespannen voet kunnen
staan.




artikel 1 van de Grondwet: geen discriminatie
Referendum
klassiek
sociaal
vrijheid van godsdienst / vrijheid van meningsuiting /
vrijheid van drukpers / vrijheid van vereniging en vergadering / vrijheid van onderwijs
 recht op bestaanszekerheid / recht op onderwijs / recht op gezondheidszorg /
recht op woongelegenheid / recht op bewoonbaarheid van het land / 
recht op werk / recht op rechtsbijstand

Slide 7 - Slide

De rooms-katholieke kerk kondigde in 1853 aan dat de paus, na bijna 300 jaar, weer bisschoppen zou gaan benoemen in Nederland. Een bisschop is een belangrijke rooms-katholieke geestelijke. De kerk maakte met het benoemen van bisschoppen gebruik van een klassiek grondrecht.
Welke is dat?
A
vrijheid van vergadering
B
vrijheid van meningsuiting
C
vrijheid van godsdienst
D
vrijheid van drukpers

Slide 8 - Quiz

De periode 1848 - 1914 (gs)
Je kunt kenmerkende gebeurtenissen en ontwikkelingen in Nederland, voor tijdens en na 1848 herkennen, beschrijven en in het juiste tijdsgewricht plaatsen.
  • Reactie van Willem II op revolutie(dreigingen) elders in Europa /
opvattingen van liberalen bij grondwetsherziening in 1848
  • Conflict tussen Willem III en het parlement als gevolg van de
Luxemburgse kwestie (1866-1867).

Slide 9 - Slide

De periode 1848 - 1914 (si)
Je kunt veranderingen herkennen en beschrijven in de bevoegdheden van parlement / volksvertegenwoordiging / Staten-Generaal/ Eerste en Tweede Kamer rond 1848:
  • parlementaire democratie - constitutionele monarchie met  een parlementair stelsel.
  • Klassieke grondrechten
  • nieuwe rechten voor Tweede Kamer: recht van amendement / recht van enquête
  • beperking macht koning / uitbreiding macht parlement /ministeriële verantwoordelijkheid / onschendbaarheid van de koning
  • rechtstreekse verkiezingen op lokaal (gemeenteraad), provinciaal (Provinciale Staten) en landelijk niveau
  • (Tweede Kamer) / censuskiesrecht / indirecte verkiezing Eerste Kamer door de Provinciale Staten

Slide 10 - Slide

Koning Willem II liet in 1848 een levensgroot schilderij van zichzelf in de Eerste Kamer ophangen. Hij zei daarbij tegen de Eerste Kamerleden: “Door de nieuwe Grondwet kan ik niet meer bij u komen, daarom wil ik u mijn portret geven, dan ben ik altijd bij u”. Waarom zei hij dit?
A
Hij mocht nu alleen nog maar leden van de Tweede Kamer benoemen.
B
Hij verloor veel politieke macht.
C
hij was geen voorzitter meer van de Eerste Kamer.
D
Hij werd lid van het parlement.

Slide 11 - Quiz

De periode 1848 - 1914 (gs)
Je kunt kenmerkende veranderingen, gebeurtenissen, personen en
ontwikkelingen in Nederland ten tijde van de industrialisatie in de
tweede helft van de negentiende eeuw noemen, herkennen,
beschrijven en toepassen:
  • beginnende industrialisatie / modern-imperialisme  / verstedelijking / kinderarbeid
  • sociale kwestie / van liefdadigheid naar sociale wetgeving (zoals Armenwet, Kinderwetje van Van Houten, Ongevallenwet, Woningwet)

Slide 12 - Slide

De periode 1848 - 1914 (si)
Je kunt opvattingen van politieke en maatschappelijke organisaties van liberalen, socialisten, confessionelen en feministen aan het eind van de
19e eeuw en het begin van de 20e eeuw en enkele van hun voormannen en -vrouwen herkennen.

Slide 13 - Slide

De periode 1848 - 1914 (si)
Politiek maatschappelijke organisaties:
liberalen
socialisten
confessionelen
feministen
liberalen
Liberale Unie
hogere burgerij
herziening grondwet 1848 
kleine rol overheid

socialisten sociaaldemocraten 
SDAP)
arbeiders verbetering positie arbeiders
grote rol overheid
protestanten 
ARP 
kleine luyden confessionelen christelijk denken in wetgeving
feministen
Vrije Vrouwenvereniging  Vereniging voor
Vrouwenkiesrecht Eerste Feministische Golf
rooms-katholieken RKSP 
emancipatie

Slide 14 - Slide

De periode 1848 - 1914 (si)
Je kunt uitleggen waarom bepaalde groepen in de samenleving aan het eind van de 19e eeuw zich tot liberalisme, socialisme, christelijk politiek denken
en/of feminisme aangetrokken voelden.
  • streven naar uitbreiding van kiesrecht  
  • geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht: Caoutchouc- artikel (1887)
  • algemeen kiesrecht 


Slide 15 - Slide

Tussen 1870 en 1920 ontstaan er vrouwenorganisaties die strijden voor gelijke politieke rechten.
1. Onder welke naam staat deze periode van strijd voor gelijke vrouwenrechten bekend? 2. Geef een voorbeeld van een politiek recht waar toen door de vrouwenbeweging voor werd gestreden.

Slide 16 - Open question

De periode 1848 - 1914 (SI)
Je kunt beschrijven hoe de toenemende politieke en maatschappelijke participatie van burgerij, protestanten, rooms-katholieken, arbeiders en vrouwen in de tweede helft van de 19e eeuw leidde tot bewustwording van eigen identiteit en tot (verdere) emancipatie van deze groepen.
  • ontstaan van de verzuiling in partijen / media / onderwijs
/ verenigingsleven / vakbonden

Slide 17 - Slide

In Amsterdam vond gemeenteraadslid Wibaut dat het de taak van de overheid was om goede en betaalbare huizen te bouwen en om aan arme mensen huursubsidie te geven.

De mening van Wibaut past bij een politieke stroming rond 1900, waarvan hij aanhanger was.
A
socialisten
B
liberalen
C
confessionelen
D
feministen

Slide 18 - Quiz

Een politieke prent over armoede in een arbeidersgezin (1910)
A
socialisten
B
liberalen
C
confessionelen
D
feministen

Slide 19 - Quiz

De periode 1848 - 1914 (SI)
Je kunt de volgende personen herkennen, noemen en deze
in de tijd plaatsen:
koning Willem II, koning Willem III, koningin Wilhelmina,
(Rudolf) Thorbecke, Aletta Jacobs, Wilhelmina Drucker,
(Abraham) Kuyper, (Herman) Schaepman, (Pieter Jelles)
Troelstra
1848, 1887

Slide 20 - Slide

Hij streed voor de emancipatie van de eenvoudige burgers, die volgens hem nog écht protestant waren. Voor deze mensen stichtte hij een protestantse universiteit. Ook richtte hij een protestantse krant en een protestantse politieke partij op.

Wat is de naam van de persoon die wordt omschreven?
A
Thorbecke
B
Schaepman
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 21 - Quiz

Oefenen
https://eindexamensite.nl/teacher/teacher-tests



Slide 22 - Slide