This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Redekundig ontleden
Woordsoorten:
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Grammatica woordsoorten:
- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is
- Je kunt in een zin de aanwijzende voornaamwoorden benoemen.
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog?
Kahoot: check!
Slide 3 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan.
Deze vrouw, dat paard, die fiets.
Slide 4 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
De - woorden: deze - die
Het - woorden: dit - dat
Voorbeeld:
de deur - deze deur - die deur
het huis - dit huis - dat huis
Slide 5 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Maar ook: zulk - zo'n - dergelijk
Voorbeeld:
zo'n deur, een dergelijke deur
zulke ideeën, dergelijke ideeën
Slide 6 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.
Slide 7 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.
Deze app is gratis, maar die (app) niet.
Met dit oog zie ik beter dan met dat (oog).
Slide 8 - Slide
Let op!
De woorden dat en die behoren tot meer woordsoorten, het zijn dus niet ALTIJD aanwijzende voornaamwoorden.
Controleer altijd of je ze kunt vervangen door dit en deze. Dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.
Slide 9 - Slide
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de tuin'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 10 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 11 - Quiz
Dit huis is van mij en dat is jouw huis. Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?