RSG 't Rijks

H3 Lezen (tekstverbanden)

Herhaling § 2 en § 3
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling § 2 en § 3
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Overzicht tekstverbanden
§ 2:                                           § 3:
Chronologisch                   Doel-middel
Concluderend                    Oorzakelijk
Opsommend                       Redengevend
Tegenstellend                     Samenvattend
Toelichtend                          Vergelijkend

Slide 2 - Slide

Van welk tekstverband is er sprake?

Er zijn te veel besmettingen in Nederland. Daardoor zitten wij nu thuis.
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Oorzakelijk
D
Samenvattend

Slide 3 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik geen zin had.
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Oorzakelijk
D
Samenvattend

Slide 4 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik ben ouder dan mijn klasgenoten.
A
Doel-middel
B
Vergelijkend
C
Samenvattend
D
Toelichtend

Slide 5 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik wil een nieuwe telefoon kopen, maar ik heb nog niet genoeg geld.
A
Doel-middel
B
Vergelijkend
C
Tegenstellend
D
Concluderend

Slide 6 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik houd van ongezond eten, zoals friet.
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Concluderend

Slide 7 - Quiz

Herhaling jaar 1: lees goed door, daarna volgen weer vragen. 
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren. 

Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. Dit noem je de tekstopbouw.

De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot. (De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst van 1  zin.) 

Slide 8 - Slide

Inleiding
Middenstuk
Slot
Deelonderwerp
je maakt kennis met het onderwerp van de tekst.
Hierin staat de meeste informatie van de tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald. 
Het onderwerp van een alinea. 

Slide 9 - Drag question

informeren
overtuigen
activeren
amuseren
nieuwsartikel
strip
betoog
reclamefolder
leesboek
theorie uit je schoolboek
meningtekst over een boek
poster voor een voorstelling

Slide 10 - Drag question

Lees de tekst op de volgende dia oriënterend. Waar eindigt de inleiding?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

De inleiding van de tekst bestaat uit de volgende zinnen:
A
Wij dachten.....blijkt nu.
B
Wij dachten....ons lijf.
C
Mensen en muggen...ons lijf.
D
Het lachen....lacht het best.

Slide 13 - Quiz

Lees de tekst precies. Wat is het doel? En wat is de hoofdgedachte?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 16 - Quiz

De hoofdgedachte van deze tekst is
A
Muggen
B
Muggen blijven uit de buurt omdat ze anti-muggenspul vinden stinken.
C
Er worden beter muggenwerende stoffen ontwikkeld.
D
Malaria

Slide 17 - Quiz

§ 5: hoofd- en bijzaken
Wat is de kernzin van de eerste alinea van deze tekst?

Waarom broers en zussen elkaar soms de kop inslaan
(1) Het begint met gekibbel en het eindigt met grof geweld. Ruziemaken met hun broer of zus kunnen kinderen als de besten. Alle wapens zijn toegestaan: krabben, huilen, stampen, slaan en schreeuwen in alle toonhoogten. Het lijkt wel oorlog. Toch kan een half uur later de vrede zomaar weer getekend zijn.

Slide 18 - Slide

§ 5: hoofd- en bijzaken
Bestudeer de theorie op blz. 32. Maak opdracht 1 en 2.

Slide 19 - Slide

Herhaling, lees goed door, daarna volgen vragen.
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 20 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
Toelichtend: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....
Tegenstelling: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Opsomming:en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...

Slide 21 - Slide

Toelichtend: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: voorbeeld

Slide 22 - Slide

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 23 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: toelichtend

Slide 24 - Quiz

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: toelichtend
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 25 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: toelichtend

Slide 26 - Quiz

Aan de slag
H3 lezen maken opdr 2

Huiswerk opdr 4

Slide 27 - Slide

Lees onderstaande woord(groep)en en maak duo’s. Welke woorden horen bij elkaar en waarom? Je mag de woord(groep)en meer dan één keer gebruiken.
actie voor veilig kruispunt – beter zicht – betere conditie – betere ploeg – bril – brommer – cake – diploma – geen pijn meer – hardlopen – oven – paracetamol – school – sparen – stoplichten – teamtraining – veilig verkeer

Slide 28 - Slide

Er zijn diverse combinaties mogelijk. Het eerste woord duidt steeds een middel aan en het tweede een doel dat met dat middel behaald (of bereikt) kan worden.

actie voor veilig kruispunt – stoplichten
stoplichten – veilig verkeer
teamtraining – betere ploeg
bril – beter zicht
brommer – school
oven – cake
hardlopen – betere conditie

school – diploma

paracetamol – geen pijn meer

sparen – brommer

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Aan de slag

H3 Lezen (blz. 72): opdracht 1 

Slide 31 - Slide