Les 6 theorie 5h samenvatting quiz 19e eeuw

• Kunst
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

SE 2

SE1 heb je reeds gemaakt in 4 havo. 

Romantiek t/m Postimpressionisme

Wat en hoe moet je leren?

1. Leer uit het boek Kunst op niveau Blz. 64 t/m 81. Lees alles door. Bekijk de werken goed en de analyses die erbij gegeven worden. Leer de feitjes uit je hoofd. Zorg dat je de stromingen kunt herkennen en benoemen. 
2. Bekijk de Google Classroom goed. Wat staat daar eigenlijk allemaal in en wat kan jou helpen om de stof te begrijpen? 
3. Neem de Lessonup lessen nog eens door met bijbehorende tekst en uitleg. Leer wat in de tekst staat. Bekijk de bijbehorende filmpjes en lees de bijbehorende webpagina's.  
4. Maak de huiswerkoefeningen en kijk het ook na, lees de feedback door als je die kreeg.
5. Oefen met de verschillende vraagsoorten en hoe je een antwoord moet formuleren.
6. Oefen op het maken van een kunstanalyse. 

19e eeuw

Romantiek t/m postimpressionisme

Wat weet je al van de stof en waar moet je nog extra aandacht aan besteden?

Vandaag testen we je kennis en inzicht over de behandelde stof.

Wat is de chronologische volgorde....

1. Realisme, romantiek, impressionisme, expressionisme
2. Romantiek, realisme, expressionisme, impressionisme
3. Impressionisme, expressionisme, romantiek, realisme
4. Romantiek, realisme, impressionisme, expressionisme

De Romantiek is een Kunststroming:

1. waar de mens centraal stond
2. waar het gevoel en de fantasie centraal stond
3. waar het decoratieve karakter centraal stond
4. de liefde voor elkaar centraal stond

Bij het impressionisme zie je vooral terug:

1. Kritische blik op de maatschappij
2. Nauwkeurig vast leggen van de dagelijkse dag
3. Het vangen van veranderend licht
4. Werken vanuit de emotie

Bij welke kunststroming of stijl hoort dit schilderij

1. Impressionisme
2. Realisme
3. Romantiek
4. Neo-classicisme

Bij welke kunststroming of stijl hoort dit schilderij

1. Realisme
2. Impressionisme
3. Symbolisme
4. Romantiek

Met aspecten van de voorstelling bedoelen we

1. De keuzes die de kunstenaar heeft gemaakt op het schilderij
2. Toelichting of verduidelijking
3. Gebruik van beeldaspecten in het schilderij
4. Datgene wat zich afspeelt op het schilderij

wat is een belangrijk kenmerk van de romantische kunst?

1. dynamiek benadrukt de emoties
2. Stenen bouwconstructies in de architectuur
3. Eenvoudige composities
4. Gebruik van heldere kleuren en licht

Welk schilderij komt uit de romantiek?

1. Jan van Eyck: Arnolfini en zijn vrouw
2. William Turner: de sneeuwstorm
3. Botticelli: de geboorte van venus
4. Jean Honoré: een gelukkig toeval onder de schommel

Vanaf de Romantiek worden kunstenaars steeds:

1. Bozer
2. Autonomer
3. Creatiever
4. Doordenkend

Op welke vroegere stijlen grijpen de romantische architecten terug?

1. Maniërisme, Romaans, Karolingse
2. Neoclassicisme, Roccoco
3. Gotiek, Renaissance, Barok
4. Byzantijns, Grieks, Romeins

De stijl 'Pointillisme' is een reactie op:

1. Het Impressionisme
2. De Romantiek
3. Het Symbolisme
4. Het realisme

Wie was de belangrijkste opdrachtgever van de kunsten in de 19e eeuw?

1. De Kerk
2. De Staat
3. De rijke burgers
4. De Adel

Het realisme is een kunststroming

1. Die de echte mens wilt laten zien
2. Die het sentiment belangrijk vindt
3. Die schildert volgens vaste regels
4. Die populair is bij de bourgeoisie

De school van Barbizon is

1. Een kunstacademie ten zuiden van Parijs
2. Een groep kunstenaars die naturalistisch (realisme) schildert
3. Een groep kunstenaars die een verzetsgroep vormt
4. Een groep kunstenaars die zelf een opleiding heeft bedacht

Welke gevolgen van de industriële revolutie worden zichtbaar in de tweede helft van de 19e eeuw?

1. Architecten gaan bouwstijlen combineren, het eclecticisme ontstaat.
2. Architecten blijven terug grijpen naar wat zij kennen, ze bouwen in neo-stijlen.
3. Er wordt glas, ijzer, gietijzer en staal ontwikkeld. Er kunnen grote overspanningen worden gemaakt.
4. Architecten ontdekken nieuwe materialen zoals kalksteen en baksteen.

Wat is de kern van het impressionisme?

1. Het gaat over autonomie van de kunstenaar en de kritiek op de maatschappij.
2. Het gaat over provoceren, anders denken en zorgen voor opschudding.
3. Het gaat over een zo realistische mogelijke weergave van de werkelijkheid. De sociale verhoudingen.
4. Het gaat over waarneming. Hoe ziet de kunstenaar de situatie en hoe vertaald hij dat naar kunst? Het gaat over kleur en licht.

Welke ontwikkeling zorgde ervoor dat de kunstenaars "en plein air" konden gaan schilderen?

1. De paraplu werd ontwikkeld
2. De schildersezel werd ontwikkeld
3. De verftube werd ontwikkeld
4. De kunstenaar kreeg meer vrijheid dus mocht nu naar buiten.

Neo-classicisme

Romantiek

Realisme

Impressionisme

post-Impressionisme

pointillisme

Symbolisme