This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H.1 WiN wat weet je al?
Slide 1 - Slide
Welke stappen zitten er in de drietrapsstrategie?
A
Vasthouden-bergen-afvoeren
B
Vasthouden-grondwater- bergen
C
Vasthouden-overstromen-bergen
D
overstromen- bergen-afvoeren
Slide 2 - Quiz
Bij welke stap van de drietrapsstrategie past de afbeelding?
A
Bergen
B
Vasthouden
C
Afvoeren
Slide 3 - Quiz
Bij welke stap van de drietrapsstrategie past de afbeelding?
A
Vasthouden
B
Bergen
C
Afvoeren
Slide 4 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken hoort of horen bij de Watertoets?
A
Het tegengaan van verstening.
B
Water moet minder snel in de rivieren terechtkomen.
C
De rivieren krijgen meer ruimte.
D
Water moet zo snel mogelijk worden afgevoerd.
Slide 5 - Quiz
Wat is duurzaam waterbeheer?
A
rivieren meer ruimte geven
B
rekening houden met het milieu
C
water opslaan in retentiegebieden
D
water opslaan en afvoeren
Slide 6 - Quiz
Welk effect heeft een versteende bodem op de vertragingstijd?
A
Deze neemt toe
B
Deze neemt af
C
Deze verandert niet
Slide 7 - Quiz
Door de aanleg van kribben in de rivier:
A
Neemt de stroomsnelheid in de vaargeul af
B
Wordt erosie van de buitenbocht tegengegaan
C
Neemt de stroomsnelheid in de vaargeul toe
D
Krijgt water meer ruimte
Slide 8 - Quiz
In welk deel van Nederland is bodemdaling door inklinking het grootste probleem?
A
Zuid-oosten
B
Westen
C
Oosten
D
Zuiden
Slide 9 - Quiz
Klimaatverandering, bodemdaling & zeespiegelstijging. Welke uitspraak is fout.
A
Door het wegpompen van water is de bodem door eeuwen (verder) gedaald.
B
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verwacht een zeespiegelstijging (26-82 cm)
C
Een onregelmatig neerslagregiem leidt tot een onregelmatiger regiem in Rivieren.
D
Zeespiegelstijging heeft geen gevolgen voor de binnenlandse waterhuishouding.
Slide 10 - Quiz
absolute zeespiegelstijging
Bodemdaling
Relatieve zeespiegelstijging
Slide 11 - Drag question
Welke instantie houdt zich op regionaal niveau bezig met de waterveiligheid?
A
Rijkswaterstaat
B
De provincie
C
Het waterschap
D
De gemeente
Slide 12 - Quiz
Wat is het belangrijkste verschil tussen het beleid op waterveiligheid tot 1995 en na 1995?
A
Tot 1995 gericht op vasthouden en bergen na 1995 op afvoeren.
B
Tot 1995 gericht op afvoeren en een beetje bergen na 1995 gericht op afvoeren.
C
Tot 1995 gericht op afvoeren en na 1995 gericht op vasthouden en bergen.
D
Tot 1995 gericht op veiligheid en e na 1995 gericht op veiligheid in combi met natuur en recreatie.
Slide 13 - Quiz
Wat adviseert de tweede Deltacommissie niet?
A
Maak een evacuatieplan
B
Geen 100% veiligheid
C
Laat mensen nadenken over waterveiligheid
D
Letten op de waterafvoer en kwaliteit
Slide 14 - Quiz
verstening
vertragingstijd
verval
Verzilting
Voorbeeld van een menselijke ingreep in het stroomgebied van een rivier door een toename van het bebouwde oppervlak en van infrastructuur waardoor de infiltratie van neerslagwater vermindert en de oppervlakteafvoer van water toeneemt.
Periode tussen de waterstandsverhoging in een bovenstrooms gedeelte van een rivier en de te verwachten verhoging in een kwetsbaar benedenstrooms gelegen gebied.
Hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier of beek.
Toename van het zoutgehalte in de bodem of in het grond- en oppervlaktewater.