This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:
- Het vliegtuig is op Schiphol geland.
- Robin heeft geen straf gekregen.
- Ik heb mijn kamer opgeruimd.
- Sonja heeft haar zonnebril gepoetst.
- Mijn ouders zijn gisteren vertrokken.
In een zin staat altijd een persoonsvorm. Dit is een werkwoord. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in een zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord (vd).
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm meestal een vorm van zijn, hebben of worden.
- Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
- Een voltooid deelwoord eindigt op: -d, -t of -en.
Lees de tekst.
Noteer in de volgende dia's de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. Niet alle werkwoorden zijn persoonsvormen.