Jongeren les 5

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Jongeren

5. Wie heb je nodig?

Een voorbeeld van een norm is

1. Eerlijkheid
2. Tolerantie
3. Rechtvaardigheid
4. Niet pesten

Geef een voorbeeld van een machtsmiddel

Wat is een belang?

1. Iets wat jij belangrijk vindt
2. Een soort wet
3. Een lastige keuze
4. Voordeel dat je ergens van hebt

Sanctie betekent

1. Straf
2. Laten weten of iets goed of fout is gegaan
3. aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
4. Mensen letten op hoe je je gedraagt

Nurture betekent:

1. Dat je voornamelijk bent door je opvoeding
2. Dat je voornamelijk bent door je genen

Polarisatie betekent:

1. Dat er ijsberen zijn op de zuidpool
2. Dat er twee dingen lijnrecht tegenover elkaar staan
3. Dat mensen dezelfde belangen hebben
4. Saamhorigheid

Telefoon weg en boeken pakken

5. Wie heb je nodig?

Leerdoelen

Na deze paragraaf:

• Kan ik de 4 verschillende bindingen noemen en een voorbeeld erbij geven.
• Kan ik de 4 verschillende bindingen herkennen.
• Ken ik de begrippen en kan bij elk begrip een voorbeeld geven.

Bindingen

Je afhankelijk van verschillende mensen. Er zijn vier verschillende soorten bindingen:

1. Economisch
2. Kennis
3. Gevoel
4. Politiek

• Economische binding: dit helpt je om te leven. Bijna alles wat je gebruikt is door anderen gemaakt. Je moet dit kopen met geld van ouders/werk.
  
  
• Kennisbindingen: mensen die je iets leren, School, je ouders, vrienden.

• Gevoelsbinding: mensen met wie je een emotionele band hebt. Zonder hen ben je ongelukkig.
  
  
• Politieke bindingen: afhankelijkheid van de overheid. Zij maken wetten en regelen je veiligheid en zorg.

Sociale Cohesie

Sociale cohesie: mensen hebben het gevoel dat ze bij elkaar horen (tegenovergestelde van polarisatie)

Een voorbeeld van economische binding is:

1. Je baas
2. Je docent
3. Je zusje

Met je ouders heb je verschillende bindingen

1. Waar
2. Niet waar

Naast Economische, kennis en gevoelsbindingen heb je ook ...bindingen?

Huiswerk

Maken werkboek blz 29 vraag 1+2+5+7+8 + blz 32 samenvatting hoofdstuk 5 + heel blz 33 maken (begrippen)

Let op: Elke les huiswerkcontrole. Geen huiswerk of geen werkboek dan strafregels.

Ga naar de oefenvragenaap en maak de toets die bij deze paragraaf hoort.