RSG 't Rijks

1.1 Armoede en liefdadigheid

H3 Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat


par. 3.1. Armoede in de 19e eeuw
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Introduction

Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke manier de zorg voor armen, zieken en werklozen was geregeld tot ongeveer 1930

Items in this lesson

H3 Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat


par. 3.1. Armoede in de 19e eeuw

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kan ik uitleggen welke groepen mensen er in de 19e eeuw in de problemen kwamen.
  • Kan ik uitleggen hoe de politiek reageerde op de toename van het aantal armen.
  • Kan ik uitleggen wat er veranderde in de armenzorg rond 1900.
  • Ken ik de begrippen, personen en jaartallen.

Slide 2 - Slide

Wanneer ben je eigenlijk arm?

Slide 3 - Mind map

Mensen in de problemen
Vanaf 1870 komt er steeds meer industrie in Nederland.
Veel mensen trekken van het platteland naar de stad.
Ze hoopten op een beter leven.
Maar de meesten hadden het in het begin slechter.
Lange dagen werken voor weinig geld.

Slide 4 - Slide

Grote steden
Vooral arbeiders in grote steden hadden het slecht.
  • Donkere, vochtige huizen, zonder elektriciteit.
  • Met z'n allen in 1 kamer, soms wel met 2 of 3 gezinnen bij elkaar.
  • Hygiënische omstandigheden waren slecht. Geen wc, geen kraan.
  • Voedsel was eenzijdig. Alleen maar aardappelen en brood.

Slide 5 - Slide

  • Door de slechte omstandigheden braken er besmettelijke ziektes uit zoals, cholera, tyfus en turbeculose.
  • De meeste mannen, vrouwen en kinderen werkten in de fabriek.
  • Andere groepen die het zwaar hadden, waren zieken, gewonden, alleenstaanden, gehandicapten en ouderen. 
  • Zij konden niet werken en hadden geen inkomsten.

Slide 6 - Slide

Liefdadigheid
  • Mensen die niet konden werken waren aangewezen op familie, kerken of liefdadigheid (mensen helpen die onvoldoende voor zichzelf kunenn zorgen)
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragen, dankbaar zijn en naar de kerk gaan.

Slide 7 - Slide

Wat deed de regering
  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
  • Er waren geen sociale wetten.
  • Er was 1 uitzondering: de Armenwet 1854.
  • Geld kwam uit het armenfonds van de gemeenten. Mensen die hiervoor in aanmerking kwamen hoefden geen huur te betalen en kregen gratis eten.
De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.

Slide 8 - Slide

Liberalen
  • In de regering en parlement zaten alleen mannen, meestal rijke mannen.
  • De grootste groep waren de liberalen.
  • Vrijheid is belangrijk. Mensen moesten zoveel mogelijk zelf doen.
  • Problemen oplossen was geen taak van de regering.

Slide 9 - Slide

Socialisten

                      
  • Tegenover de liberalen stonden de socialisten.
  • Iedereen is gelijkwaardig en de regering moet er alles aan doen om arbeiders te helpen. 
  • Armoede was de schuld van rijke fabrieksdirecteuren die arbeiders uitbuitten om winst te maken.
  • De regering moest sociale wetten maken: er zaten bijna geen socialisten in het parlement: alleen rijken hadden stemrecht!

Slide 10 - Slide

Confessionelen                      
  • Een grote groep in het parlement waren confessionelen. Confessie betekent: geloof (Katholiek en protestants)
  • Als je arm was, had 'God het zo gewild'
  • Kerken zorgden voor de armen. De regering hoefde dat niet te doen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Veranderingen in de armenzorg
  • In 1873 gaat het wereldwijd slechter met de economie.
  • Arbeiders verliezen hun werk en het armoedeprobleem werd heel groot.
  • Ook een deel van de liberalen zagen in dat de overheid iets moest doen.
  • Er kwamen sociale wetten.

Slide 13 - Slide

  • 1874 eerste sociale wet, Kinderwetje van Van Houten.
  • Deze wet werd niet goed toegepast.
  • Het werd steeds duidelijker dat de zorg voor de armen een taak van de regering was.

Slide 14 - Slide

  • Rond 1900 kwamen er de volgende sociale wetten:
  • 1901 Leerplichtwet. Kinderen van 6-12 naar school. Einde kinderarbeid.
  • 1901 Ongevallenwet. Arbeiders kregen een kleine uitkering bij een fabrieksongeval en ze niet meer konden werken.
  • 1901 Woningwet. Er kwamen voorschriften voor nieuwe woningen.

Slide 15 - Slide

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 16 - Slide

  • Arbeiders probeerden ook zelf hun omstandigheden te verbeteren.
  • Ze richtten vakbonden op, zodat ze eisen konden stellen aan de fabrieksbazen.
  • Daarnaast kwamen er onderling verzekeringen.
  • Iemand betaalt premie en in ruil daarvoor krijgt hij een uitkering bij bijvoorbeeld ziekte of een ongeval.

Slide 17 - Slide

Sleep de woorden naar 
de juiste plaats


Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op                             . Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op                                          . De overheid bemoeide zich verder niet met de                                    . Dat veranderde in 1854. Toen nam de                                  overheid een wet aan: de                                   . Hierin stond dat de                                          overheid moest zorgen voor de allerarmsten.  Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit                                  . 
1
2
3
4
5
6
7
liefdadigheid
armenzorg
landelijke
gemeentelijke
Armenwet
Den Haag
familie

Slide 18 - Slide

Antwoorden


Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op                             . Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op                                          . De overheid bemoeide zich verder niet met de                                    . Dat veranderde in 1854. Toen nam de                                  overheid een wet aan: de                                   . Hierin stond dat de                                          overheid moest zorgen voor de allerarmsten.  Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit                                  . 
familie
liefdadigheid
armenzorg
Armenwet
landelijke
gemeentelijke
Den Haag
1
2
3
4
5
6
7

Slide 19 - Slide

Begrippen uit deze les

  • liefdadigheid
  • sociale wetten
  • Armenwet
  • liberalen
  • socialisten
  • confessionelen
  • Woningwet
  • verzekeringen





Slide 20 - Slide

Jaartallen uit deze les
  • 1854 Armenwet
  • 1874 Kinderwet van van Houten
  • 1901 Leerplichtwet
  • 1901 Ongevallenwet
  • 1901 Woningwet

Slide 21 - Slide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 22 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 23 - Open question