What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
RSG 't Rijks
‹
Return to search
Stijlfiguren
Woordenschat H1 + H2
Stijlfiguren
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat H1 + H2
Stijlfiguren
Slide 1 - Slide
Stijlfiguren
Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra
Slide 2 - Slide
herhaling,
tegenstelling,
opsomming
Slide 3 - Slide
Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.
"Nee, nee, nee", zei moeder boos.
Slide 4 - Slide
Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.
In het donker is geen lichtpunt
Slide 5 - Slide
Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen
Er zijn 3 bijzondere gevallen:
de drieslag
de climax
de omgekeerde climax
Slide 6 - Slide
1. de drieslag
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed
Slide 7 - Slide
3. de omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.
Slide 8 - Slide
0
Slide 9 - Video
'Bloed, zweet en tranen' - dit is een bijzondere opsomming. Wat voor een?
Slide 10 - Open question
Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.
Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming
Slide 11 - Quiz
Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.
Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming
Slide 12 - Quiz
Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.
Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming
Slide 13 - Quiz
Woordenschat H1 + H2
Stijlfiguren
Slide 14 - Slide
Stijlfiguren
Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra
Slide 15 - Slide
Geef bij de volgende zinnen aan van welke stijlfiguur gebruik is gemaakt.
Slide 16 - Slide
Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax
Slide 17 - Quiz
Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax
Slide 18 - Quiz
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax
Slide 19 - Quiz
De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling
Slide 20 - Quiz
Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling
Slide 21 - Quiz
hyperbool, eufemisme, understatement
Slide 22 - Slide
Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.
Slide 23 - Slide
Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.
Onze hond is gisteren heengegaan.
Slide 24 - Slide
Understatement
Een afzwakking. Iets minder erg laten lijken dan het is. Vaak is dit grappig bedoeld
Messi kan wel een aardig balletje trappen.
Dat is een prima huisje
Slide 25 - Slide
Woordenschat H1 + H2
Stijlfiguren
Slide 26 - Slide
Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 27 - Quiz
Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 28 - Quiz
Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 29 - Quiz
De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 30 - Quiz
Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
Slide 31 - Quiz