Je kunt tijdens de toets terugbladeren naar een tekst.
Van de vos Reinaerde
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Deze toets bevat:
meerkeuzevragen
open vragen
sleepvragen.
Je kunt tijdens de toets terugbladeren naar een tekst.
Van de vos Reinaerde
Slide 1 - Slide
Meerkeuzevragen:
Een aantal meerkeuzevragen hebben een korte tekst als bijlage. Klik op de tekst om deze te vergroten. Klik op de 'X' om de tekst te verkleinen.
Slide 2 - Slide
Als je de twee fragmenten met elkaar vergelijkt, kun je vaststellen dat de taal verschilt. Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke reden?
A
Een van de schrijvers had dyslexie.
B
Er was nog geen standaardtaal.
C
De plaatsen Dycks en Comburg lagen in verschillende landen.
D
De taal was zich in de loop van de tijd veranderd.
Slide 3 - Quiz
Wat kunnen literatuurwetenschappers aan de hand van de verschillen bepalen?
A
Wie de tekst bedacht en geschreven heeft.
B
Wie de tekst bedacht heeft en wanneer dat ongeveer is geweest.
C
Wie de tekst geschreven heeft en waar dat was.
D
Wanneer en waar de tekst geschreven is.
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraken over de naam ‘middeleeuwen’ kloppen? I De naam drukt uit dat het om een onbelangrijke periode zou gaan. II De naam verwijst naar het feit dat de mensen uit de klassieke oudheid op de middeleeuwers neerkeken.
A
Alleen uitspraak I
B
Uitspraak I en II
C
Uitspraak II
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 5 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken over de middeleeuwen is/zijn juist? I De middeleeuwen duren zo’n 500 jaar. II Je kunt spreken van de vroege en late middeleeuwen. III Alle middeleeuwers waren dom en onwetend. IV De boeren namen in de middeleeuwse maatschappij een vooraanstaande rol in.
A
Uitspraak I en II
B
Uitspraak I en III
C
Uitspraak II en IV
D
Uitspraak II
Slide 6 - Quiz
Noteer of de uitspraak juist of onjuist is. De middeleeuwse kunstenaar deed zijn best om vernieuwende kunst te brengen.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Noteer of de uitspraak juist of onjuist is. Het is onmogelijk om vast te stellen waar de oorsprong van middeleeuwse verhalen gezocht moet worden.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Noteer of de uitspraak juist of onjuist is. De schrijver van de zin ‘Hebban olla vogala’ is een van onze grootste en bekendste middeleeuwse schrijvers.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Wat is helemaal juist mbt de tekst 'hebban olla vuogula
A
volgens wetenschappers is deze tekst OOK een probatio linguae
B
volgens wetenschappers is deze tekst GEEN een probatio linguae
Slide 10 - Quiz
Wat is helemaal juist mbt de tekst 'hebban olla vuogula
A
gevonden in de bibliotheek in Gent rond 1930 en het is een probatio pennae
B
bibliotheek in Oxford rond 1930 en het is een probatio pennae
C
bibliotheek in Oxford rond 1960 en het is een probatio pennae
D
bibliotheek in Oxford rond 1960 en een kenmerk is 'natureingang'
Slide 11 - Quiz
Met welke wetenschap houdt de paleografie zich bezig?
A
natuurkunde
B
dierkunde
C
paarddenraces
D
handschriftkunde
Slide 12 - Quiz
Welke uitspraak over de wetenschap in de middeleeuwen is onjuist?
A
De belangrijkste bron van kennis was de bijbel.
B
Voor de middeleeuwer was wetenschap het bestuderen van boeken.
C
Aristoteles stond voor de middeleeuwse wetenschapper hoog aangeschreven.
D
Middeleeuwse wetenschappers schreven alleen in het Latijn.
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak over Jacob van Maerlant klopt helemaal?
A
Hij leefde in de 13e eeuw en wordt 'Vader van alle Nederlandstalige schrijvers' genoemd.
B
Zijn debuut was 'spiegel historeael'
C
Hij schreef de eerste versie Van de Vos Reinaerde
D
Hij was de Graaf van Holland maar woonde in Damme (bij Gent)
Slide 14 - Quiz
Welke uitspraak over Jacob van Maerlants 'Der naturen Bloeme'klopt helemaal?
A
Zin van het boek: in de natuur leest God de mens
B
Zin van het boek: ter leerling ende vermaeck
Slide 15 - Quiz
Wat is juist over Willem van Affligem z.
A
hij verzet zich tegen sprekende dieren en benoemt dergelijke verhalen tot het verderfelijke soort
B
hij verzet zich tegen sprekende manieren maar ziet wel de les
Slide 16 - Quiz
Welke hoofdzonde hoort bij koning Nobel?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onkuisheid
D
Woede
Slide 17 - Quiz
Welke hoofdzonde hoort bij Bruin de beer?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onmatigheid
D
Gemakzucht
Slide 18 - Quiz
Welke hoofdzonde hoort bij Hersinde?
A
Hebzucht
B
Jaloezie
C
Onkuisheid
D
Gemakzucht
Slide 19 - Quiz
De pastoor speelt geen positieve rol in het verhaal. Welke uitspraak over hem is onjuist?
A
De pastoor mishandelt dieren.
B
De pastoor vergeeft zonden door middel van aflaten.
C
De pastoor houdt zich niet aan het celibaat.
D
De pastoor vergrijpt zich aan de misdienaars.
Slide 20 - Quiz
Welke uitspraak over het begin van het verhaal klopt helemaal?
A
Het is Pasen, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is aanwezig.
B
Het is Pasen, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is afwezig.
C
Het is Pinksteren, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is ziek thuis.
D
Het is Pinksteren, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is afwezig.
Slide 21 - Quiz
Welke uitspraak over de auteur van Reinaert de Vos is onjuist?
A
Zijn werkelijke naam was Arnout.
B
Hij was afkomstig uit de omgeving van Gent.
C
Hij schreef een roman die alleen van naam bekend is.
D
Hij maakte volgens kenners de beste versie van een in wezen oud verhaal.
Slide 22 - Quiz
Wie spreekt de klacht over de gestolen worst uit?
A
Cuwaert de haas
B
Cantecleer de haan
C
Courtois de hond
D
Grimbeert de das
Slide 23 - Quiz
Isengrin beklaagt zich over Reinaert. Welke beschuldiging wordt niet door Isengrin geuit?
A
Reinaert deelt zijn buit niet volgens afspraak met de wolf.
B
Reinaert heeft zijn vrouw verkracht.
C
Reinaert heeft zijn kinderen blind gemaakt.
D
Reinaert pest en slaat de wolf.
Slide 24 - Quiz
Verschillende dieren doen hun beklag bij koning Nobel. Wiens verhaal maakt uiteindelijk de meeste indruk? De klacht van:
A
de wolf Isengrin
B
de wolvin Hersinde
C
de bever Pancer
D
de haan Cantecleer
Slide 25 - Quiz
Welke eigenschap van Bruin de beer leidt er uiteindelijk toe dat hij in de problemen komt?
A
Hij is goedgelovig en kan daarom niet inschatten wat Reinaert van plan is.
B
Hij is achterdochtig en luistert niet naar het advies van Reinaert om matig te zijn,
C
Hij kan zich niet beheersen en stopt kop en poten in de boom om bij de honing te komen.
D
Hij is sterk en gevaarlijk en daarom gaan de mensen hem te lijf.
Slide 26 - Quiz
Waarom kan Reinaert volgens eigen zeggen niet met de koning meegaan om Kriekepitte, de plek waar de schat begraven is, aan te wijzen?
A
Een koning mag niet vergezeld worden door een misdadiger.
B
Reinaert is in de ban gedaan.
C
Reinaert moet op pelgrimstocht.
D
Reinaert moet terug naar vrouw en kinderen.
Slide 27 - Quiz
De bouwer/ bouwers van Reinaerts galg is /zijn:
A
Isengrin, het hondje Courtois en Cuwaert de haas
B
De timmerman Lamfroit
C
Bruin de beer, Isengrin de wolf en Tybeert de kater
D
Grimbeert de das
Slide 28 - Quiz
Aan wie heeft Reinaert de grootste hekel?
A
Isengrin de wolf
B
Koning Nobel
C
Grimbeert de das
D
de mensen in het dierenverhaal
Slide 29 - Quiz
Welk woord past niet bij de volgende eigenschappen van mensen die in het dierverhaal Reinaert de vos worden gehekeld : bloeddorstigheid, naïviteit, egoїsme, medelijden, hebzucht, lafheid, overmoed, materialisme, normloosheid?
A
medelijden
B
overmoed
C
materialisme
D
normloosheid
Slide 30 - Quiz
Welke uitspraak over Reinaert klopt?
A
Reinaert is niet echt slecht, want hij biecht en gaat op pelgrimstocht.
B
Reinaert is een vrolijk type, hij haalt graag grappen uit.
C
Reinaert is een schurk die de zwakke plek van zijn tegenstanders kent.
D
Reinaert is door en door slecht en reageert impulsief op wat hem overkomt.