1. Je kan uitleggen wanneer de middeleeuwen zijn ontstaan, welke maatschappelijke en economische ontwikkelingen plaatsvinden en wanneer ze eindigden;
2. Je kan uitleggen hoe de wetenschap ervoor stond in de middeleeuwen (bij zowel de ‘Europeanen’ als de Arabieren) en hoe de kerk hier invloed op heeft;
3. Je kent het feodale stelsel en kan de drie standen benoemen met hun bezigheden;
4. Je kan uitleggen op welke manier de kerk invloed had op het dagelijks leven van de mensen in die tijd;
5. Je kan uitleggen op welke manier de Kerk/kloosters hebben bijgedragen aan scholing.
6. Je kent de belangrijkste verhalen uit de Bijbel: schepping, zondeval, (aankondiging/ annunciatie van) Jezus geboorte, laatste avondmaal, kruisiging en opstanding van Christus, Hemelvaart, Pinksteren en Het Laatste Oordeel. Aan de hand hiervan kan je de heilsgeschiedenis uitleggen.
7. Je kan uitleggen waarom kruistochten werden ondernomen en wat de (positieve en negatieve) gevolgen waren;
8. Je kan de volgende begrippen beschrijven (en herkennen): gilden, scholastiek, relikwie, heilige geest, pelgrimages (pelgrimstochten), inquisitie, de pest.