RSG 't Rijks

Leesvaardigheid, argumentatie

Wat doen we vandaag? 

  • herhalingsopdracht tekststructuren 
  • lesdoelen bespreken 
  •  interactieve instructie leesvaardigheid
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag? 

  • herhalingsopdracht tekststructuren 
  • lesdoelen bespreken 
  •  interactieve instructie leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Leg uit wat een tekststructuur is.

Slide 2 - Open question

Welke zeven tekststructuren hebben we behandeld?

Slide 3 - Open question

Voorbeelden 

Slide 4 - Slide

Voorbeelden 

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze week kun je:

  • alle eerder opgedane kennis over leesvaardigheid toepassen (bv. het  benoemen van het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst én het herkennen van tekststructuren);  
  • de begrippen 'feitelijke argumenten' en 'waarderende argumenten'
    uitleggen;  
  • feitelijke en waarderende argumenten herkennen in een tekst;
  • de begrippen 'enkelvoudige argumentatie' 'nevenschikkende argumentatie'
    en 'onderschikkende argumentatie' uitleggen;  
  • enkelvoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumenten herkennen in een tekst;

Slide 6 - Slide

Argumentatie
- samen het filmpje van Nieuw Nederlands kijken (hoofdstuk 3, lezen, argumentatie. 

Slide 7 - Slide

Argumenten en standpunten
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.


Slide 8 - Slide

Wat is het standpunt in onderstaande zin?

Iedereen zou moeten gaan longboarden, omdat het je een gevoel van vrijheid geeft.
A
Iedereen zou moeten gaan longboarden
B
omdat het je een gevoel van vrijheid geeft.

Slide 9 - Quiz

Wat is het standpunt in onderstaande zin?

Omdat jongeren ook op hun 18e geen weloverwogen keuzes kunnen maken, moet de leeftijdsgrens voor het drinken van alcohol worden verhoogd naar 21.
A
Omdat jongeren ook op hun 18e geen weloverwogen keuzes kunnen maken
B
moet de leeftijdsgrens voor het drinken van alcohol worden verhoogd naar 21. .

Slide 10 - Quiz

feitelijke en waarderende argumenten
Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en waarderende argumenten. Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar); een waarderend argument kun je niet controleren. 

Slide 11 - Slide

Is het argument in onderstaande zin feitelijk of waarderend?

Iedereen zou moeten gaan longboarden, omdat het je een gevoel van vrijheid geeft.

A
feitelijk
B
waarderend

Slide 12 - Quiz

Is het argument in onderstaande zin feitelijk of waarderend?

Omdat jongeren ook op hun 18e geen weloverwogen keuzes kunnen maken, moet de leeftijdsgrens voor het drinken van alcohol worden verhoogd naar 21.


A
feitelijk
B
waarderend

Slide 13 - Quiz

Instructie argumentatie
  • Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie.
  • Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.
  • Een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie.

Slide 14 - Slide

enkelvoudige argumentatie
  • Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie.

Voorbeeld: 
Iedereen zou moeten gaan longboarden, omdat het je een gevoel van vrijheid geeft. 


Enkelvoudige argumentatie, waarderend argument.

Slide 15 - Slide

enkelvoudige argumentatie
Voorbeeld: 
Iedereen zou moeten gaan longboarden, omdat het je een gevoel van vrijheid geeft. 


Slide 16 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
  • Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.

Voorbeeld: 
Iedereen zou moeten gaan longboarden, omdat het je een gevoel van vrijheid geeft. Bovendien is het goed voor de gezondheid. 



nevenschikkende argumentatie, waarderend en feitelijk argument. 

Slide 17 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 18 - Slide

onderschikkende argumentatie
  • Een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie.

Voorbeeld: 
Iedereen zou moeten gaan longboarden, want het is goed voor je gezondheid en een goede gezondheid zorgt ervoor dat je langer leeft. 



onderschikkende argumentatie, feitelijke argumenten. 

Slide 19 - Slide

onderschikkende argumentatie

Slide 20 - Slide

Argumenten en standpunten herkennen
  • Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind …, Volgens ons …, Zij denkt dat …, De schrijver is van mening dat ..., Onze conclusie is …, Dus …, Daarom …, Kortom … 
  • Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.

Slide 21 - Slide

Wat is het standpunt in onderstaande zinnen?

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht
B
want jongeren moeten discipline leren
C
Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.

Slide 22 - Quiz

Hoeveel argumenten heeft het standpunt in onderstaande zinnen?

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Zijn de argumenten in onderstaande zinnen neven- of onderschikkend of beide?

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
zowel neven- als onderschikkend

Slide 24 - Quiz

Welk blokjesschema hoort bij onderstaand standpunt + argumenten?

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
B
C

Slide 25 - Quiz

Wat is het standpunt in onderstaande zinnen?

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
A
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit.
B
Je bent meer ontspannen
C
met je ogen dicht kun je beter luisteren
D
want je wordt nergens door afgeleid.

Slide 26 - Quiz

Hoeveel argumenten heeft het standpunt in onderstaande zinnen?

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

Zijn de argumenten in onderstaande zinnen neven- of onderschikkend of beide?

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
zowel neven- als onderschikkend

Slide 28 - Quiz

Hoe zit het argumentatieschema eruit bij dit voorbeeld?
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.

Slide 29 - Slide

Welk blokjesschema hoort bij onderstaand standpunt + argumenten?

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz

Hoe zit het argumentatieschema eruit bij dit voorbeeld?

Slide 31 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze week kun je:

  • alle eerder opgedane kennis over leesvaardigheid toepassen (bv. het
       benoemen van het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst);  
  • de begrippen 'feitelijke argumenten' en 'waarderende argumenten'
    uitleggen;  
  • feitelijke en waarderende argumenten herkennen in een tekst;
  • de begrippen 'enkelvoudige argumentatie' 'nevenschikkende argumentatie'
    en 'onderschikkende argumentatie' uitleggen;  
  • enkelvoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumenten herkennen in een tekst;

Slide 32 - Slide

Weektaak 
Nieuw Nederlands hoofdstuk 3, Lezen, argumentatie - alle opdrachten 

Slide 33 - Slide

Toetsstof
- Zinsontleding (week 4)
- Hoofd- en bijzinnen onderscheiden (week 5)
- (Foutieve) samentrekkingen (h2 grammatica) (week 6)
- (Foutief) gebruikte verwijswoorden (h3 formuleren) (week 7)

- Tekststructuren (periode 2)
- Argumentatiestructuren (week 10 en 11) 

- Woorden h1, h2, h3 

Slide 34 - Slide