RSG 't Rijks

M3: Verbanden en signaalwoorden (2)

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 62
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 62 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden

tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

EERDER LEERDE JE:



- met behulp van signaalwoorden 

opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen

Slide 4 - Quiz

Weet je nog?

'Zoals' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 5 - Quiz

Weet je nog?

'Daarentegen' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 6 - Quiz

Weet je nog?

'Verder' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 7 - Quiz

Weet je nog?

'Bovendien' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 8 - Quiz

Weet je nog?

'Echter' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 9 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 10 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 11 - Open question

Wat voor soort tekst is dit? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Open question

Waaruit blijkt dat de tekst voor leeftijdgenoten van Corien is geschreven?

Slide 13 - Open question

Hoe komt het dat Corien en haar medeleerlingen de werkweek naar Suriname konden betalen?

Slide 14 - Open question

Welke woorden in alinea 2 maken duidelijk in welke tijdsvolgorde de activiteiten in de werkweek gebeuren?

Slide 15 - Open question

Noem twee zaken uit alinea 2 en twee uit alinea 3 waarover Corien méér had kunnen vertellen.

Slide 16 - Open question

Waardoor lijdt Corien aan slapeloosheid? Noem twee oorzaken.

Slide 17 - Open question

De tekst kun je verdelen in inleiding - middenstuk - slot. Citeer de zin waarmee het slot begint.

Slide 18 - Open question

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 19 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

je de tekst

beter begrijpt.


Slide 20 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 21 - Slide

In de volgende slides krijg je uitleg en voorbeelden over de tekstverbanden


  • tijdsvolgorde (chronologie)
  • oorzaak en gevolg
  • voorwaarde

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 29 - Quiz

Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 30 - Open question

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 31 - Quiz

Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg herken je in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 32 - Open question

Wat is de oorzaak in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 33 - Open question

Wat is het gevolg in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 34 - Open question

Welk tekstverband herken je?

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 35 - Quiz

Welk signaalwoord voor volgorde herken je in de zin:

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.

Slide 36 - Open question

Lees (en beluister) de tekst

Slide 37 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 38 - Open question

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid? Kies uit:
A
door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen
B
door een persoonlijke ervaring van de schrijver te noemen
C
door het probleem van de tekst te beschrijven
D
door informatie over de voorgeschiedenis te geven

Slide 39 - Quiz

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
beproeving (al. 1)

Slide 40 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
chronische (al.2)

Slide 41 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
betrokkenheid (al. 4)

Slide 42 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
prille (al. 4)

Slide 43 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
gaat iedereen aan (al. 4)

Slide 44 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
afzien (al. 5)

Slide 45 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
stimuleren (al. 8)

Slide 46 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
ontwikkeld (al. 8)

Slide 47 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende woorden of uitdrukkingen. Pas een woorddraadstrategie toe of gebruik een woordenboek:
aansprekende (al. 8)

Slide 48 - Open question

Waarom heeft de schrijver tabellen in de tekst opgenomen?

Slide 49 - Open question

In welke alinea's geeft Callenbach antwoord op de vraag in alinea 1?

Slide 50 - Open question

Welke twee redenen voor deelname noemt Callenbach in zijn antwoord?

Slide 51 - Open question

In alinea 2 is er sprake van een oorzaak-gevolgverband. Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 52 - Open question

Noteer de oorzaak die in alinea 2 staat.

Slide 53 - Open question

Aan welke woorden herken je de tijdsvolgorde in alinea 2 en 3?

Slide 54 - Open question

Zowel in alinea 6 als in alinea 7 is er sprake van een voorwaarde. Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Slide 55 - Open question

Noteer de voorwaarde die in alinea 6 staat.

Slide 56 - Open question

Wat is de belangrijkste boodschap die KWF Kankerbestrijding in haar voorlichting geeft?

Slide 57 - Open question

Wat is het belangrijkste schrijfdoel van de auteur?
Leg je antwoord uit.

Slide 58 - Open question

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 59 - Open question

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 60 - Open question

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden

tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 61 - Slide

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 62 - Slide