RSG 't Rijks

H4 par. 4.4 De verspreinding van het christendom

Memo brugklas H/V
H4. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 4.4 De verspreiding van het Christendom
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo brugklas H/V
H4. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 4.4 De verspreiding van het Christendom

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen in West-Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen dat het christendom voor mensen in de middeleeuwen erg belangrijk was.
  • Je kunt uitleggen wat een stand is en de drie standen in de middeleeuwse samenleving noemen.

Slide 2 - Slide

Germaanse goden
  • Rond 500 geloofden veel mensen in het gebied van de Friezen en het huidige  Duitsland in Germaanse goden:
  • Bijv. Donar & Freya
  • Natuurgoden.
  • Vereren van stenen, heilige bomen                                                  en bronnen.
  • Christenen noemden deze mensen heidenen

Slide 3 - Slide

Heidenen
  • Frankische koningen en geestelijken vonden dat deze heidenen bekeerd moesten worden.
  • Ze probeerden Noord-Nederland en Duitsland te veroveren.

Slide 4 - Slide

Bekeren
  • Waar dat lukte, stichtten monniken als Bonifatius en Willibrord kloosters.

Slide 5 - Slide

Kloosters
  • Monniken en nonnen leefden hier afgescheiden van de buitenwereld.
  • Leven in dienst van het geloof stellen.
  • Schreven boeken over, zorgden voor zieken.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kloosters
Vanuit de kloosters verspreidden monniken het christendom.

Slide 8 - Slide

  • Monniken kregen op hun tochten om mensen te bekeren hulp en bescherming van Frankische koningen, bijv. Koning Pepijn hielp Bonifatius.
  • Geestelijken hielpen de Frankische koningen met het bestuur.

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

0

Slide 11 - Video

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 12 - Slide

  • De kerk verbood heidense gebruiken en feesten, maar zonder succes. 
  • Om de overgang naar het nieuwe geloof wat makkelijk te maken bedachten priesters iets slims.
  • Ze koppelde de heidense feesten aan belangrijke christelijke gebeurtenissen.

Slide 13 - Slide

Midwinterfeest werd Kerstmis
Germanen vierden het midwinterfeest: 
De Germanen maakten licht en versieren bomen om te zorgen dat de lente terug zou komen. 
De kerk maakte daar het kerstfeest van. 
Om de geboorte van Jezus te vieren.  

Slide 14 - Slide

Lentefeest werd Pasen
De Germanen hadden een Lentefeest: 
Grote vuren om de winter te verdrijven. 
De christenen maakten hier het Paasfeest van. 
Hierbij werd gevierd dat Jezus was opgestaan uit de dood.  

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video

Invloed op dagelijks leven
  • Geloof speelde een steeds grotere rol in het dagelijks leven.
  • Elk dorp of domein had een kerk en een priester.
  • De priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels: dopen & trouwen in de kerk.
  • Elke zondag gingen christenen naar de kerk.
  • In de grond van de kerk werden doden begraven.
  • Op zon- en feestdagen hoefde je niet te werken.

Slide 17 - Slide

Hemel & de hel
  • Als je je aan de regels van de kerk hield, zou je na de dood in de hemel komen.
  • Als je slecht leefde, moest je eeuwig branden in de hel.
  • Mensen waren bang om in de hel te komen en luisterden daarom goed naar de geestelijken.
  • Alleen geestelijken hadden immers contact met god.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Standensamenleving
  • Ieder had zijn eigen plek en taak
  • 1. Geestelijken
  • 2. Adel
  • 3. Boeren

Slide 20 - Slide

Standensamenleving
  • Geestelijkheid bidden voor de mensen.
  • Edelen beschermen geestelijken en boeren.
  • Boeren bewerkten het land en zorgden voor voedsel

Slide 21 - Slide

Wisselen van stand?
  • Werd je geboren als edelman, dan bleef je edelman en waren je kinderen ook van adel.
  • Een boer kon dus geen edelman worden.
  • Wel kon je als boer geestelijke worden, namelijk een lage geestelijke: bijv. monnik, non.
  • Als edelman werd je een hoge geestelijke: bijv. bisschop.

Slide 22 - Slide

Bedenk waarom Frankische koningen hulp en bescherming gaven aan monniken die Germanen probeerden te bekeren.
timer
1:00

Slide 23 - Open question

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 24 - Quiz

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
timer
0:20
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 25 - Quiz

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
timer
0:20
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 26 - Quiz

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 27 - Drag question

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 28 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 29 - Open question

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 4.4  lezen  en daarna maak je de opdr. van par. 4.4 tot de toepassingsopdracht.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Dan ga je de toepassingsopdracht maken. Daarna werk je de leerdoelen uit van par. 4.4. Je kunt ook de TestJezelf maken in SOM.

Slide 30 - Slide