RSG 't Rijks

leesstrategieën

Leesstrategieën les 2
(terug te vinden achterin libre service)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Leesstrategieën les 2
(terug te vinden achterin libre service)

Slide 1 - Slide

Voor het lezen
Kijk je goed naar de vormgeving van de tekst:
- onderdelen, wat is opvallend?
-lang of kort?
-titel? inleiding?
- foto, plaatjes?
- tussenkopjes?
- bepaalde rubriek?



- tijdschrift of krant?
- naam auteur?
- lange/korte paragrafen?
- vet-/schuingedrukt?
- citaten? ""  « »


                 globaal idee

Slide 2 - Slide

Effectief lezen
Leesdoel bepalen --> kijk naar de opgave
2 vragen:
1. met welk doel lees ik deze tekst?
2. op welke manier pak ik deze tekst aan om dit doel te bereiken?

Slide 3 - Slide

1. Met welk doel lees ik deze tekst?
bijv.
- de hoofdgedachte van de tekst aangeven (quel est le sujet, de quoi parle..)
- de structuur helder maken (à quoi sert...alinéa) 
- het vinden van bepaalde informatie
- de juiste volgorde van tekstfragmenten bepalen (bijv. titels boven alinea's plaatsen)

Slide 4 - Slide

2. Op welke manier pak ik deze tekst aan om dit doel te bereiken?
a. lecture globale:  
Dit gebruik je bij langere teksten alvorens de alinea's te skimmen.
  1. bepaal de tekstsoort
  2. bepaal schrijfdoel (info geven, mening geven, vermaken, aanzetten tot handelen...)
  3. doelgroep bepalen
  4. globaal lezen en onderwerp bepalen, w-vragen (wie, wat, waar, waarom, wanneer

b. lecture sélective 
Als het een korte tekst is lees je eerst de vraag en gebruik je dan deze strategie.
Op zoek naar specifieke info? Dan scan je de tekst. Bijv. op zoek naar een bepaald getal. 
Op zoek naar belangrijkste gegevens? Dan skimmen (eerste en laatste zinnen alinea's, kopjes etc.)

Slide 5 - Slide

2. Op welke manier pak ik deze tekst aan om dit doel te bereiken?
a. lecture détaillée
 dit doe je als je veel vragen moet beantwoorden over een tekst e de tekst echt nauwkeurig moet begrijpen

Slide 6 - Slide

onbekende woorden?

- kijk naar plaatjes
- andere taal
- bekend element (alimentaire, alimentation/ rouge, rougir)
- context

Slide 7 - Slide

woordenboek
Niet alles opzoeken, je hoeft niet elk woord te begrijpen! Alleen sleutelwoorden.
- werkwoordsvervoeging?  zoek het hele werkwoord (espère, espérer)
-zelfstandig naamwoord? enkelvoudsvorm (chevaux-> cheval)
- bijvoeglijk naamwoord? mnl. enk (fraîche-> frais)
- uitdrukking met werkwoord en zelfs.nw? dan eerst zelfstandig nm opzoeken (bijv. avoir envie de). Staat het er niet? Kijk dan bij het ww.. Ook niet? combineer beide betekenissen
- kies niet meteen het eerste woord, kijk naar de zin

Slide 8 - Slide

prefixen
bijv. het Nederlandse 'on'
in het Frans:

Slide 9 - Slide

suffixen
Een suffix wordt achter een woord gezet en maakt er meestal een andere woordsoort van. 
bijv. 
chaud (bn)
chauffer (ww)
chaleur (zn)

Slide 10 - Slide

signaalwoorden
koppeling tussen 2 alinea's, 2 zinnen of hoofd- en bijzin

Slide 11 - Slide

functie van tekstdelen
Welk doel heeft de schrijver met een bepaalde passage?

Slide 12 - Slide

Examenvragen
Open vragen:
- specifieke info? Scan dan de tekst
- moet je een zin of gedeelte van een zin citeren? Doe dat dan ook.

Slide 13 - Slide

Examenvragen
Meerkeuzevragen:
- over welk gedeelte gaat de vraag? Markeer dit. Antwoord moet hier te vinden zijn.
- formuleer zelf een antwoord en check dan de gegeven antwoorden.
- wat past er het best bij?
- weet je het niet? streep dan telkens de meest onwaarschijnlijke weg

Slide 14 - Slide

Examenvragen
Meerkeuzevragen bij gatenteksten:
- gatentekst met meerkeuzevragen? zorg dat je alle antwoorden begrijpt of opzoekt.
- verbanden? bijv. tegenstelling
- lees zowel tekstgedeelte voor als na het weggelaten deel.
- controleer of het antwoord logisch in de context past

Slide 15 - Slide