RSG 't Rijks

Organen en cellen: basisstof 2

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Enkele processen bij de mens zijn ademhalen, groeien en ontwikkelen.
Welke van deze processen zijn levenskenmerken?
A
Alleen ademhalen en groeien
B
Alleen groeien en ontwikkelen.
C
Zowel ademhalen, groeien als ontwikkelen.

Slide 2 - Quiz

Bij welke organismen komt het levenskenmerk uitscheiden voor?
A
Bij alle organismen
B
Alleen bij dieren
C
Alleen bij planten

Slide 3 - Quiz

In de levenscyclus van de merel gaat een pijl naar een merel die doodgaat. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Het leven van merels eindigt met de dood.
B
Dat het mannetje na het paren altijd doodgaat.
C
Dat merels na het paren doodgaan.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

zet van klein naar groot

A
organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel
B
weefsel-orgaan-cel-organisme-orgaanstelsen
C
cel-orgaan-orgaanstelsen-weefsel-organisme
D
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme

Slide 17 - Quiz

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies wordt orgaan genoemd?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Een weefsel bestaat uit verschillende cellen, die samen een bepaalde functie hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Botten krijgen hun stevigheid vooral door de tussencelstof.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Een kattenoog is een voorbeeld van een orgaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een functie hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Het ademhalingsstelsel bestaat alleen uit de linker- en rechterlong.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz


Hoe heet orgaan nummer 1?
A
slokdarm
B
long
C
luchtpijp
D
aorta

Slide 25 - Quiz


Hoe heet orgaan nummer 4?
A
maag
B
long
C
lever
D
aorta

Slide 26 - Quiz


Hoe heet orgaan nummer 8?
A
slokdarm
B
long
C
luchtpijp
D
aorta

Slide 27 - Quiz


Hoe heet orgaan nummer 10?
A
slokdarm
B
lever
C
nieren
D
maag

Slide 28 - Quiz

Dit is een dwarsdoorsnede van?
A
Borstholte
B
Buikholte

Slide 29 - Quiz


Hoe heet letter e?
A
nier
B
slokdarm
C
maag
D
lever

Slide 30 - Quiz


Hoe heet letter d?
A
nier
B
holle ader
C
aorta
D
lever

Slide 31 - Quiz