What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
RSG 't Rijks
‹
Return to search
M2 herhaling CH 2Herhaling (extra) bijvnw + ww (er) présent/p.c.
Aujourd'hui
Herhaling chapitre 2
- zinnen
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoorden
- vocabulaire
Les buts:
- herhalen chapitre 2 - voorbereiding voor de toets
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Aujourd'hui
Herhaling chapitre 2
- zinnen
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoorden
- vocabulaire
Les buts:
- herhalen chapitre 2 - voorbereiding voor de toets
Slide 1 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Plaats:
Slide 2 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Plaats:
- meestal
achter
het zelfstandig naamwoord
- uitzonderingen komen
voor
het zelfstandig naamwoord:
bon - beau - grand - petit - nouveau - vieux
Slide 3 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Vorm:
Slide 4 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Vorm:
ev
mv
mannelijk
-
s
vrouwelijk
e
es
Slide 5 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
Vorm:
Uitzonderingen
moet je leren:
m ev
m mv
v ev
v mv
bon bons bonne bonnes
beau beaux belle belles
nouveau nouveaux nouvelle nouvelles
vieux vieux vieille vieilles
ev
mv
mannelijk
-
s
vrouwelijk
e
es
Slide 6 - Slide
Mes soeurs sont (petit)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 7 - Quiz
Il habite dans une (nieuw huis)
A
nouveau maison
B
maison nouveau
C
nouvelle maison
D
maison nouvelle
Slide 8 - Quiz
J'ai un (zwarte kat)
A
noir chat
B
noire chat
C
chat noir
D
chat noire
Slide 9 - Quiz
Tu as une (grote kamer) ?
A
grand chambre
B
grande chambre
C
chambre grand
D
chambre grande
Slide 10 - Quiz
hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
Slide 11 - Drag question
1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe. -->
2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ . -->
3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine. -->
4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________. -->
5 Tu préfères les _____________ robes _____________? -->
6 Fabienne est une _____________ fille _____________. -->
Onderdeel E: Sleep het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste plaats.
nouveaux
dangereuse
joli
vieux
bleues
jeune
Slide 12 - Drag question
dashboard.blooket.com
Slide 13 - Link
Les verbes
Werkwoorden op -er
présent
Slide 14 - Slide
Wat is de stam van het werkwoord: 'jouer'
Slide 15 - Open question
Wat is de stam van het werkwoord ''parler'' ?
Slide 16 - Open question
Vervoeg het werkwoord 'parler'
Vous ...
Slide 17 - Open question
Vervoeg het werkwoord 'demander'
Nous ...
Slide 18 - Open question
Vervoeg het werkwoord 'écouter'
Ils ...
Slide 19 - Open question
Vervoeg
je (parler) - présent
Slide 20 - Open question
Hoe maak je een voltooid deelwoord
(-er werkwoorden)
Slide 21 - Open question
Vervoeg
Jullie hebben gepraat
Slide 22 - Open question
Vertaal
Ik ben geweest. Ik heb gehad.
Slide 23 - Open question
les verbes: verbuga.eu présent en passé composé
ww -er (parler, demander)
avoir
être
aller
faire
Slide 24 - Slide