This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Onderwerp in samengestelde zin
Stel met iedere persoonsvorm de onderwerpsvraag.
Wie/ wat + pv (gezegde)
VOORBEELD:
Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen.
1. Wie (of wat) vertelt? Onderwerp = Ariane
2. Wie (of wat) heeft? Onderwerp = ze