RSG 't Rijks

Zinnen maken (chapitre 7 brugklas MH en HV)

Zinnen maken
Met behulp van woorden uit chapitre 7 en grammatica tot en met hoofdstuk 7.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinnen maken
Met behulp van woorden uit chapitre 7 en grammatica tot en met hoofdstuk 7.

Slide 1 - Slide

Les buts du cours
  • Ik kan een eenvoudige Franse zin maken door werkwoordsvormen en woorden achter elkaar te zetten. 
  • Ik kan een eenvoudige Franse zin maken, waarbij ik het onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en eventueel een BWB op de juiste plaats zet. 
  • Ik controleer hoeveel woorden van chapitre 3 ik al ken.

Slide 2 - Slide

Zinsvolgorde in het Frans
In het Frans gebruik je altijd deze vaste zinsvolgorde: 

Onderwerp + gezegde        + lijdend voorwerp

Voorbeeld: Ik ben een docent.
Exemple: Je suis un prof.
Dit zijn alle werkwoorden in de zin.

Slide 3 - Slide

Zet de woorden in de juiste volgorde.
AIDE
Sleep de woorden naar de juiste plek in de zin. Hierbij moet je goed kijken naar de woordvolgorde die je in de vorige dia hebt geleerd. Het onderwerp komt eerst, dan het gezegde en dan het lijdend voorwerp. 
1
2
3
Carla
et Thomas
sont
riches

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Drag question

Zinsvolgorde in het Frans (2)
Je kunt ook een bijwoordelijke bepaling van tijd gebruiken in een zin. Hiermee geef je aan wanneer iets gebeurt. Bijvoorbeeld: 
'S ochtends ben ik naar school gegaan. 

LET OP: na de bijwoordelijke bepaling van tijd begin je de zin met je onderwerp. Dus: 
'S ochtends ik ga naar school.

Slide 6 - Slide

Vertaal de volgende zin:
'Vandaag speel ik gitaar.
AIDE
Bij deze zin moet je goed letten op de bijwoordelijke bepaling van tijd. 
Let er ook op dat je daarna weer begint met het onderwerp!

Slide 7 - Open question

Vertaal de volgende zin:
Ik heb op zaterdag een wedstrijd.

Slide 8 - Open question

Vertaal de zin in het Frans:
Om 12 uur ga ik eten in de kantine.
Aide
in = à

Slide 9 - Open question

Vertaal de volgende zin:
Hij heeft een hekel aan zijn telefoon.
AIDE
Kijk goed naar je aantekeningen over het bezittelijk voornaamwoord bij deze zin. 

Slide 10 - Open question

Vertaal de volgende zin:
De klas is aardig.
AIDE
Kijk goed naar je aantekeningen over het bezittelijk voornaamwoord. 
Bij deze zin moet je ook goed kijken naar de vorm van het woord 'serieus'.

Slide 11 - Open question