Twents Carmel College

H8 Verkeer en Veiligheid: Herh 8.1-8.3 + Herh 8.4-8.6

H8 Verkeer en Veiligheid
4 basis
17 mrt PTA (nog 2 lessen!)
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H8 Verkeer en Veiligheid
4 basis
17 mrt PTA (nog 2 lessen!)

Slide 1 - Slide

Verkeer en Veiligheid
Vandaag 8 januari: 
Herhaling: 
H8.1 Krachten op voertuigen 
H8.2 Beweging en snelheid
H8.3 Versnellen en vertragen

Donderdag 10 januari
Examenvragen en "test jezelf" H8
Herhaling H8.4 en H8.5

Slide 2 - Slide

H8.1 Krachten op voertuigen


Aandrijfkracht / stuwkracht
  • spierkracht,  kracht van de motor, zwaartekracht (van helling af)

Tegenwerkende kracht
  • Remkracht, luchtwrijving, rolwrijving, zwaartekracht (de helling op)


Slide 3 - Slide

Krachten tekenen

  • Aangrijpingspunt
  • Richting krachtenpijl / vector
  • Lengte van de pijl 

  • Krachtenschaal: 1 cm ≙ 25 N
  • 1 cm komt overeen met 25 Newton

Slide 4 - Slide

Nettokracht / resultante kracht
Wat is hier de nettokracht!!!

Slide 5 - Slide

H8.2 Beweging en snelheid
Afstand en tijd
  • Afgelegde weg (km) = snelheid (km/h) x tijd (h)         (Binas tabel 7)
  • tijd = afstand : snelheid
  • snelheid (km/h) = Afgelegde weg (km) : tijd (h)

Gemiddelde snelheid
  • gemiddelde snelheid (km/h) = afstand (km) : tijd (h)
  • gemiddelde snelheid (m/s)   = afstand (m)   : tijd (s)

Slide 6 - Slide

Maarten fietst met een gemiddelde snelheid van 18 km/h naar school.
Hij doet er 1,5 uur over om op school te komen.
Bereken hoever hij van school woont.
Gevraagd:
  • afstand = ? km
Gegevens:
  • Snelheid = 18 km/h
  • Tijd = 1,5 h 
Formule:  (binas tabel 7)
  • afstand = snelheid x tijd         
Uitwerking:
  • afstand = 18 x 1,5 = 27 km
Antwoord: 
  • Maarten woont 27 km van school.

Slide 7 - Slide

Alice fietst met haar elektrische fiets van Denekamp naar Oldenzaal. Ze trapt met een constante snelheid van 25,2 km/h.
Hoeveel meter legt ze af in één minuut?

  • Gevraagd:   afstand = ? m
  • Gegevens:  tijd = 1 min = 1 x 60 = 60 s  ;  
  •                    snelheid = 24 km/h = 25,2 : 3,6 = 7 m/s
  • Formule:     afstand = snelheid x tijd 
  • Uitwerking  afstand = 7 x 60 = 420 km
  • Antwoord:   de afstand is 420 kilometer


Slide 8 - Slide

H8.3 Versnellen en vertragen
Snelheid in het verkeer veranderd de hele tijd. 

Je trekt op bij een stoplicht =>
  • Versnelde beweging

Je rijdt een constante snelheid => 
  • Eenparige beweging (constante beweging)

Je moet afremmen voor een zebrapad =>
  • Vertraagde beweging

Slide 9 - Slide

Tijdens het fietsen met een constante snelheid van 25,2 km/h zijn de tegenwerkende krachten in totaal 70 N. 
De elektromotor levert een kracht van 40 N. 
Welke spierkracht moet worden geleverd om de snelheid constant te houden?




  • De tegenwerkende kracht = 70 N
  • Kracht elektromotor = 40 N 
  • Constante snelheid => tegenwerkende kracht = voortwerkende kracht
  • Voortwerkende kracht = kracht elektromotor + spierkracht
  • 70 = 40 + spierkracht  => spierkracht = 70 - 40 = 30 N

Slide 10 - Slide

 Soorten bewegingen
Snelheids, tijd-diagram

Slide 11 - Slide

Opgave
Een fietser maakt een fietstocht. 
Hij meet de gegevens met zijn fietscomputer. 
Hoeveel minuten doet de fietser over de eerste 10 km?

Slide 12 - Slide

Opgave
Gevraagd:  
  • Tijd (10 km) = ? min
Gegevens:   
  • Grafiek afstand,tijd-diagram
Uitwerking: 
  • Afstand = 10 km
  • Tijd aflezen grafiek = 0,4 h 
Antwoord + eenheid: 
  • Tijd  = 0,4 h = 0,4 x 60 = 24 min

Slide 13 - Slide

64) Hoe noem je de beweging van A naar B
  • versnelde beweging

65) Van B naar C is de lijn horizontaal. 
a) De snelheid veranderd WEL / NIET? 
  • Niet
b) Wat is juist? De beweging is ...
  • eenparig

66) Hoe noem je de beweging van C naar D
  • vertraagde beweging

       
67a) Hoe lang duurt de versnelde beweging
  • 10 seconden
    b) Hoe lang duurt de eenparige beweging
  •  34 - 10 = 24 seconden
    c) Hoe lang duurt de vertraagde beweging
  • 40 - 34 = 6 seconden

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opg H8.7 "Examen doen"

Klaar 
Controleer je opgaven
maak H8.8 "Test jezelf"

Slide 15 - Slide

Vandaag!!!
Korte Samenvatting H8.4 t/ H8.6
H8.4 massa en traagheid
H8.5 Remweg en stopafstand
H8.6 Veiligheid in het verkeer

Klassikaal H8.7 "Examen doen" (opg 132 - 136)
Zelfstandig werken H8.8 "Test jezelf"

Volgende week donderdag PTA H8

Slide 16 - Slide

Onthouden 8.4 Massa en traagheid

  • De massa is hoeveel gram of kilogram iets is
  • Er is kracht nodig om de beweging van een voorwerp te veranderen



Bij veranderen:

  • Hoe groter de massa, hoe meer kracht er nodig is
  • Hoe groter de snelheidsverandering, hoe meer kracht nodig is
  • Hoe korter de remweg, hoe meer kracht er nodig is.


Slide 17 - Slide

Hoe groter de massa van een voorwerp, hoe groter zijn traagheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Als je in een auto zit die snel optrekt, word je in de autostoel gedrukt. Waar komt dat door?
A
De snelheid
B
De traagheid
C
De zwaartekracht
D
Het gewicht

Slide 19 - Quiz

Onthouden H8.5 Remweg en stopafstand
  • Reactietijd = het aantal seconden voor je reageert (gemid. 1 seconde)
  • Reactieafstand = de afgelegde weg tijdens de reactietijd
  • reactieafstand = snelheid x reactietijd  => afgelegde weg = snelheid x tijd (Binas 7)

  • Remweg = afstand die nodig is om te remmen
  • afhankelijk van: snelheid, massa, remkracht, wegdek ...


  • Stopafstand = reactieafstand + Remweg    (niet in binas!!!)

Slide 20 - Slide


remweg = stopafstand + reactieafstand.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

De woordformule voor de stopafstand is:
stopafstand = reactieafstand + remweg
Wat wordt er bedoeld met de reactieafstand?

A
de afstand die je nodig hebt om te stoppen
B
de afstand die je aflegt tussen het moment dat je iets ziet en gaat remmen
C
de afstand die je tijdens het remmen aflegt.

Slide 22 - Quiz

Opg 102 (p. 231)
 Kees rijdt op zijn snorfiets met een snelheid van 27 km/h (7,5 m/s).
Hij moet plotseling remmen. 
De reactietijd van Kees is 1,2 s.
Laat met een berekening zien dat de reactieafstand van Kees 9 m is.
Schrijf eerst de formule op.
  •  reactieafstand = snelheid × reactietijd
  •  reactieafstand = 7,5 m/s × 1,2 s = 9 m
 
Opg 103 (p. 231)
De remweg van Kees is 7 m.
Bereken de stopafstand van Kees. 
Schrijf eerst de formule op.
  • stopafstand = reactieafstand + remweg
  • stopafstand = 9 m + 7 m = 16 m

Slide 23 - Slide

Onthouden H8.6 Veiligheid voertuig
Verschillende veiligheidsmaatregelen
  • Vergroten van remweg
  • beschermen van inzittenden
Veiligheidsmaatregelen voor auto's, motoren en scooters
  • Veilige snelheid
  • kreukelzone
  • veiligheidsgordel (rekt beetje uit)
  • Hoofdsteun (whiplash)
  • kooiconstructie (tot 50 km/h)
  • airbag (binnen 0,02 s)
  • Helm en Kleding

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

Wat is het doel van een kooiconstructie?
A
Beschermen van de bagage in de kofferruimte.
B
Beschermen van de mensen die in de auto zitten.
C
De deuren gaan dan gemakkelijker open.
D
Voorkomen van schade aan de auto.

Slide 26 - Quiz

Waarvoor dient de kreukelzone in een auto?
A
Bij een botsing wordt de remweg vergroot.
B
Bij een botsing wordt de remweg verkleind.
C
Bij een botsing wordt de reactie-afstand vergroot.
D
Bij een botsing wordt de reactie-afstand verkleind.

Slide 27 - Quiz

H8.7 Examen doen

opgave 132 t/m 136
Klassikaal behandelen

Verbeter je fouten en schrijf mee in het boek!

Slide 28 - Slide

132) Op topsnelheid legt een speciale bestelbus in 146 s een afstand van              12 600 m af. 
Bereken zijn topsnelheid in km/h. 
Bereken eerst de snelheid in m/s.
  • snelheid = afstand : tijd
  • snelheid = 12 600 : 146 
  • snelheid = 86,3 m/s
  • omgerekend in km/h is dit: 
  • 86,3 × 3,6 = 311 km/h
133) Bas doet mee aan een antislipcursus. Eén van de onderdelen bij het praktische deel van de cursus is het maken van een noodstop.
Welke van de volgende veiligheidsvoorzieningen beschermt Bas tijdens de noodstop?
 A   airbag
 B   hoofdsteun
 C   kreukelzone
 D   kooiconstructie
 E   veiligheidsgordel
  • Antwoord E

Slide 29 - Slide

134) Je ziet drie afbeeldingen met onder elke afbeelding de nettokracht op de auto tijdens de noodstop (afbeelding 55). 
De auto komt van rechts.
Welke situatie geeft de nettokracht op de auto tijdens het remmen juist weer?
 A   afbeelding A
 B   afbeelding B
 C   afbeelding C
  • Antwoord C
135) Bij een test is bij verschillende snelheden een noodstop gemaakt op een nat wegdek.
Je ziet in afbeelding 56 een diagram met de reactie- en remtijden.
Wat klopt volgens het diagram over de reactietijd bij toenemende snelheden?
A   De reactietijd blijft gelijk.
B   De reactietijd neemt af.
C   De reactietijd neemt toe.
D   De reactietijd is steeds anders
  • Antwoord A

Slide 30 - Slide

136) Volgens het diagram is bij een snelheid van 90 km/h (25 m/s) de reactietijd               1 seconde.
Bereken de reactieafstand

  • afstand = snelheid × tijd
  • afstand = 25 m/s × 1 s
  • afstand = 25 m
  • De reactieafstand is 25 m.

Slide 31 - Slide

Zelfstandig werken
Maak H8.8  "Test jezelf" p. 245

Slide 32 - Slide