Twents Carmel College

moleculaire gastronomie

Moleculaire Gastronomie

1 / 144
next
Slide 1: Slide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 144 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Moleculaire Gastronomie

Slide 1 - Slide

leren voor de toets
binas mee nemen
Nederlands woorden boek is toegestaan
rekenmachine (niet grafisch)

Slide 2 - Slide

leren
hst 1 doorlezen
hst 2 flavour,basiscomponenten, ingredienten,strukturen
hst 3 emulsies, emulgatoren, mayonaise, boter, hydrofyl/hydrofoob
hst 4 schuimen, eiwitten en suikers, stabiliteit
formules krijg je gegeven.

Slide 3 - Slide

belangrijke afbeeldingen:
hst 1: figuur 1,
hst 2: figuur 10,11,12,13
hst 3 figuur 30,31, 44, 45
hst 4 figuur, 49, 53, 59, 61, 62, 64, 67



Slide 4 - Slide

indeling van de module
  • Theorie lessen
  • practicumlessen (lastig veel practica zijn thuis moeilijk uit gevoeren wegens gebrek aan materiaal). We proberen er wel een aantal te doen.
  • eind opdracht koken voor je gezin.

Slide 5 - Slide

Wat weet je al van moleculaire gastronomie?

Slide 6 - Open question

opbouw module
hst 2 basiskennis
hst 3 emulsies
hst 4 schuimen
thuispractica (zo veel als kan)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Slide

Domein van de kok en de wetenschapper

Slide 10 - Slide

3 basis strukturen: emulsie, gel en schuim

5 basiscomponenten: vet, eiwit, suiker, water en lucht

Slide 11 - Slide

Noem eens een voedingsmiddel waar lucht een belangrijk onderdeel van is.

Slide 12 - Open question

voedsel verbeteren door:
producteigenschap te bepalen: meetbare eigenschap van voedsel
bv: sterkte,taaiheid, zoetheid enz.
Sensorische testen proefpersonen


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

zoek eens op in welke voedingsmiddelen umami zit.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Met welk deel van de tong proef je zoet?
A
het puntje van je tong
B
de zijkanten van je tong
C
het midden van de tong
D
de hele tong

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

maak de taster test op forms
10 vragen over eten

Slide 26 - Slide

uitslag:
tussen 10 en 20 punten supertaster
tussen 20 en 40 punten normal taster
tussen de 40 en 50 punten nontaster

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Wat heb je nodig om van melk kaas te maken?

Slide 52 - Open question

Slide 53 - Slide

Alle gerechten bestaan uit meerdere voedingstoffen die op microniveau met elkaar gemengd zijn.

dit noemen we dispersies
(disperse fase en continue fase)

Slide 54 - Slide

Dispersies versus oplossing
Dispersie is op microschaal gemengd. Zoals melk en yoghurt
onder de microscoop te zien

Oplossing is op molecuulniveau gemengt. Zoals suiker in thee, suiker moleculen zijn dan niet zichtbaar onder de microscoop

Slide 55 - Slide

Colloïd
deeltje dat groter is dan een molecuul

dispersies worden daarom ook wel colloïdale structuren genoemd.

NB: bloed is ook een colloïde vloeistof 

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

opdracht 17
A meng een zoutoplossing met zeep en olie
wat is de continue fase ?
wat is de disperse fase?
B hoe zit het met bier, brood, mayonaise, melk, ijs en boter?

Slide 58 - Slide

opdracht 18
Yoghurt en cake
basiscomponenten in verschillende verhoudingen

Slide 59 - Slide

opgave 19 Moleculen en structuren
gegeven: vetbolletje 5 micrometer
elaidinezuur molecuulgewicht 282,45 g/mol
dichtheid 850 kg/m3

Slide 60 - Slide

wat is de eenheid van micrometer?
A
10 -3
B
10-6
C
10-9
D
10-12

Slide 61 - Quiz

1. Volume 1 vetbol
=        (4/3)*π*r3  (binas)
=        (4/3)*π*(2.5*10-6)3     
                                  =        (4/3)*π*(2.5*10-6)3 
                                   =         6.55*10-17 m3 

let op straal is de helft van de diameter

Slide 62 - Slide

bij vraag 2 moeten we uitrekenen hoeveel mol vetzuren er in 1 vetbolletje gaan. Wat moeten we eerst uitrekenen?

Slide 63 - Open question

2 Gewicht 1 vetbol
          =            Volume vetbol * Dichtheid vet 
    = 6.55*10-17 * 850 
    = 5.56*10-14 kg 
    = 5.56*10-11 g 

Slide 64 - Slide

Aantal mol in vetbol
= Gewicht vetbol / Moleculair gewicht 
    = 5.56*10-11 / 282.45 
    = 1.97*10-13 mol 

Slide 65 - Slide

3 aantal moleculen in de vetbol?
       Aantal mol in 1 vetbol * NA 
mol X getal van Avogadro = aantal moleculen
    = 1.97*10-13 * 6.02214*1023   
               = 1.19*10 11 moleculen 

In 1 vetbol in melk zitten 1.19*10 11 elaïdinezuurmoleculen.

Slide 66 - Slide

vraag 13.4 Wat is de conclusie over het verschil in grootte als we het vetbolletje met de moleculen vergelijkt waaruit het bolletje bestaat?

Slide 67 - Open question

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Slide

Slide 70 - Slide

waterstofbruggen
OH (in water en alcohol)
NH2 in aminozuren (eiwitten)

Slide 71 - Slide

Polaire atoombinding
  • Als verschil in elektronegativiteit tussen twee atomen in een molecuul groter dan 0,4 is, noem je de atoombinding polair.
  • Polaire atoombindingen bij C-O, N-H, O-H, F-H.

Slide 72 - Slide

Slide 73 - Slide

Mengen deze moleculen?
A
nee, want H2O is hydrofiel, ethaan hydrofoob
B
ja, ze zijn beide hydrofiel
C
ja, ze zijn beide hydrofoob
D
nee, want H2O is hydrofoob en ethaan hydrofiel

Slide 74 - Quiz

Hydrofiel en hydrofoob
HYDROFOOB > houdt niet van water, mengt er niet goed mee     > bijv. olie, kaarsvet, zuurstof 
HYDROFIEL > houdt van water, mengt er goed mee                          > bijv. alcohol, suiker, spiritus


De oliedruppeltjes zijn omringd door emulgatormoleculen
De hydrofobe staarten steken in de hydrofobe oliedruppels. 
De hydrofiele koppen bevinden zich in water.

Slide 75 - Slide

Polaire atoombinding
  • De elektronen zitten liever bij het N-atoom en bij het O-atoom. Hierdoor worden deze atomen “delta” negatief.
  • De waterstofatomen die aan het ”delta” negatief atoom vast zitten worden “delta” positief.
  • Moleculen met OH- en/of NH groepen hebben dus extra bindingen genaamd Waterstofbruggen
  • Moleculen met een polaire atoombinding > kookpunt

Slide 76 - Slide

Polaire atoombinding

Waterstofbruggen alleen tussen het O-atoom of N-atoom van het ene molecuul en een H-atoom van een ander molecuul.


LET OP !!

ALLEEN H-ATOMEN DIE ZELF OOK AAN EEN O- OF EEN N-ATOOM ZIJN GEBONDEN KUNNEN H-BRUGGEN VORMEN

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Koolhydraten (suikers)
Sachariden = moeilijke naam voor koolhydraten
Glucose: 1 sacharide --> monosacharide

Sacharose: 2 sachariden --> disacharide

zetmeel: veel sachariden --> polysacharide

Slide 79 - Slide

mono en disachariden
mono: glucose, fructose, galactose
dicacharide: sacharose (in suikerbiet en suikerriet)
lacose (uit melk)
maltose (in granen)
cllobiose ( in katoen en papier)

Slide 80 - Slide

oligosachariden
3,4, of 5 monosachariden aan elkaar.
vooral in zaden
ons spijsverteringskanaal kan deze sachariden niet verteren

Slide 81 - Slide

polysachariden
20 tot 5000 monosachariden gekoppeld
voorbeelden zetmeel. cellulose, pectine, dextraan en zanthaan
veel waterstofbruggen met water maar aantrekkingskracht tussen ketens te groot om op te lossen
colloiden verdikkende werking veel invloed op mondgevoel
stabiliteit aan product
(pudding, snoep,sauzen, dressing, brood)

Slide 82 - Slide

Slide 83 - Slide

Slide 84 - Slide

eiwitten
door veel verschillende aminozuren zijn er veel verschillende soorten bindingen mogelijk
waterstofbindingen
covalente zwavelbindingen
ionbindingen
stevige moleculen
(vlees, vis, peulvruchten, noten, zuivel)

Slide 85 - Slide

Slide 86 - Slide

Slide 87 - Slide

Slide 88 - Slide

vetten
plantaardig en dierlijk
meestal niet oplosbaar in water omdat ze geen waterstofbruggen kunnen vormen door de lengte van de ketens
geeft een zachter structuur aan gerechten
smaakversterker

Slide 89 - Slide

Slide 90 - Slide

Slide 91 - Slide

Slide 92 - Slide

Slide 93 - Slide

Slide 94 - Slide

Slide 95 - Slide

Slide 96 - Slide

Slide 97 - Slide

Slide 98 - Slide

Waarom wordt een emulgator ook wel een oppervlakte actieve stof genoemd?

Slide 99 - Open question

Slide 100 - Slide

voorbereiding gluten experiment

Slide 101 - Slide

Slide 102 - Slide

3 belangrijke mengsels
suspensie
oplossing
emulsie

Slide 103 - Slide

olie in water emulsie (O/W emulsie)
water in olie emulsie
(W/O emulsie)

Slide 104 - Slide

3.5.1.micro struktuur van boter
Boter is een vaste emulsie van water in olie
boter maak je met room (olie in water emulsie)
je moet de room karnen ( lucht toevoegen)

Slide 105 - Slide

Slide 106 - Slide

Slide 107 - Slide

boter maken
het vet in de room heeft meer affiniteit met de lucht dan met water.
voeg je lucht toe aan de room dan gaan de vetbolletjes hieromheen zitten.
De luchtbellen bewegen door de room en voegen zich samen, de vetbolletjes drijven hierdoor ook naar elkaar toe en klonteren samen tot grotere vetbollen

Slide 108 - Slide

boter maken deel 2
grotere vetbollen klonteren samen tot nog grotere vetbollen
de lucth bnijft minder goed in de boter zitten
de vetbollen voremn een netwerk
de emulsie is nu water in olie geworden

Oude boter kan wel gaan schiften ( water komt op de boter liggen)

Slide 109 - Slide

zelf boter maken
500ml rauwe melk (van de boer)
verwarmen tot 40 graden celsius
nacht in de koelkast
in jampotje en schudden
er ontstaat dan boter

Slide 110 - Slide

vinaigrette (sladressing)
1/3 water (azijn) 2/3 olie


Slide 111 - Slide

Slide 112 - Slide

Slide 113 - Slide

snelheid van druppels olie in water
v=(pw-po)*g*d2 /18*n

Slide 114 - Slide

boter
smelttraject
fractie 1 -50 tot 10 graden  celsius
fractie 2 10 tot 20 graden celsius
fractie 3 20 tot 40 graden celcius

Slide 115 - Slide

Slide 116 - Slide

Slide 117 - Video

verschil emulsie en schuim
disperse vloeistof of gas

Slide 118 - Slide

Slide 119 - Slide

Slide 120 - Slide

Slide 121 - Slide

drainage
vloeistof om de belletjes wordt door de zwaartekracht naar beneden getrokken waardoor de belletjes knappen

Slide 122 - Slide

disproportionering
lucht uit de ene gasbel gaat naar de andere. Hierdoor verwijnt de ene bel en wordt de andere groter. Grotere bellen zijn minder stabiel en knappen sneller uiteen

Slide 123 - Slide

coalescentie
twee kleine bellen voegen samen tot 1 grote bel. De gasbellen worden dus groter en het schuim word instabieler

Slide 124 - Slide

Geleren
verdunde moleculaire structuren die aan elkaar plakken, meestal omdat ze in opgeloste vorm verwarmd worden (oplossen) en daarna tot gel worden afgekoeld. Natuurlijk kennen we gelatine als basis, maar met de komst van de moderne gastronomie heeft u tegenwoordig een bredere keuze in zowel dierlijke als plantaardige geleimakers. Deze keuze maakt het voor elke keuken mogelijk het meest optimale resultaat te halen uit de gels, alsmede een goede keuze te maken in structuur passend bij het gerecht dat u voor ogen heeft.
Sferificatión
Sferificatión is een van de bekendste technieken uit de moderne gastronomie,ontwikkeld door het team van de gebroeders Adrià. Het komt er in de basis op neer dat je vloeistoffen zeer gecontroleerd kunt laten geleren aan de buitenzijde, waardoor er een dun laagje om de vloeistof ontstaat. Op deze manier zijn ‘fake’ dooiers, kaviaar en vloeibare olijven redelijk eenvoudig te maken.

Slide 125 - Slide

Slide 126 - Slide

Slide 127 - Slide

Slide 128 - Slide

Slide 129 - Slide

Slide 130 - Slide

Slide 131 - Slide

Slide 132 - Slide

Kookpracticum Moleculair koken: 
 
In week 51 gaan jullie allemaal een menu koken in lokaal 128. De groepen die samen werken bestaan uit 3 tot 4 personen. 
 
De groepsleden kiezen een menu uit en bereiden het koken voor: 
 
1) De ingrediëntenlijst wordt precies ingevuld, wat heb je precies nodig en hoeveel heb je nodig. 
 
(Dus niet boter half pakje maar roomboter 100gr!) 
 
2) Een materialenlijst dus: pannen, bestek, borden, glazen, kommen mixer, oven enz. 
 
3) Plan van aanpak. Je moet in 100 minuten koken, opruimen en eten. Je hebt drie gerechten die tegelijk klaar moeten zijn! Dit vereist een goede planning. 
 
Na het koken schrijven jullie per groep een verslag. In dit verslag verwachten wij de volgende onderdelen: 
 
-inleiding 
 
-menukaart 
 
-materiaal en methode: voorbereiding (zie hierboven) en recepten 
 
-uitleg over de chemische processen bij elk gerecht, dus wat gebeurt er bij de bereiding en waarom kun je dit gerecht een moleculair gerecht noemen. Dus wat is er bijzonder aan. 
 
-resultaten: foto`s van het koken en het resultaat en uitleg 
 
-conclusie/slot 
 
-bronvermelding 
 

Slide 133 - Slide

Beoordeling
: jullie krijgen een cijfer voor de voorbereiding en het verslag.

Slide 134 - Slide

Slide 135 - Slide

Slide 136 - Slide

Slide 137 - Slide

Slide 138 - Slide

Slide 139 - Slide

Slide 140 - Slide

Slide 141 - Slide

Slide 142 - Slide

Geleren
verdunde moleculaire structuren die aan elkaar plakken, meestal omdat ze in opgeloste vorm verwarmd worden (oplossen) en daarna tot gel worden afgekoeld. Natuurlijk kennen we gelatine als basis, maar met de komst van de moderne gastronomie heeft u tegenwoordig een bredere keuze in zowel dierlijke als plantaardige geleimakers. Deze keuze maakt het voor elke keuken mogelijk het meest optimale resultaat te halen uit de gels, alsmede een goede keuze te maken in structuur passend bij het gerecht dat u voor ogen heeft.
Sferificatión
Sferificatión is een van de bekendste technieken uit de moderne gastronomie,ontwikkeld door het team van de gebroeders Adrià. Het komt er in de basis op neer dat je vloeistoffen zeer gecontroleerd kunt laten geleren aan de buitenzijde, waardoor er een dun laagje om de vloeistof ontstaat. Op deze manier zijn ‘fake’ dooiers, kaviaar en vloeibare olijven redelijk eenvoudig te maken.

Slide 143 - Slide

Slide 144 - Slide