Twents Carmel College

DNA 5 V

DNA
1 / 122
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 122 slides, with interactive quizzes, text slides and 13 videos.

Items in this lesson

DNA

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Genoom
DNA bevat genen: coderend DNA.
Elk gen codeert voor 1 eiwit mbv de volgorde van ATC en G.

Daarnaast bevat DNA veel niet-coderend DNA.
Functie: template voor het maken van rRNA of tRNA aan/ uitzetten van genen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

DNA

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

enkelstrengs DNA

dubbelstrengs DNA

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

DNA sequensen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Link

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

bst 2 DNA replicatie

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

ontdekking DNA
  • In 1953 ontdekten James Watson, Francis Crick, Rosalind Franklin en Maurice Wilkins de structuur van DNA. 
  • In 1962 kregen Watson, Crick en Wilkins hiervoor een Nobelprijs voor Geneeskunde.
  • In 1987 voor het eerst DNA gebruikt als daderbewijs

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Rosalind Franklin
Vaak ongenoemd: Rosalind Franklin, röntgendiffractie 


37-jarige leeftijd overleden eierstokkanker

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

DNA-replicatie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

  1. De replicatie start bij een replicatie startpunt
  2. Helicase verbreekt de waterstofbruggen --> DNA strengen uit elkaar. Er ontstaat een replicatiebel. 
  3. single strand binding proteins (SSBP's) voorkomen dat het DNA weer dubbelstrengs wordt.
  4. Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
  5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. Langs de leidende streng kan de replicatie onafgebroken doorgaan. Langs de volgende streng worden telkens korte stukken DNA gemaakt, de Okazaki-fragmenten.
  6. RNA primers worden vervangen door DNA nucleotiden
  7. Ligase verbindt alle Okazaki-fragmenten aan elkaar.
DNA replicatie

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1. De replicatie start bij een replicatie startpunt
2. Helicase verbreekt de waterstofbruggen --> DNA strengen uit elkaar. Er ontstaat een replicatiebel. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

3. single strand binding proteins (SSBP's) voorkomen dat het DNA weer dubbelstrengs wordt.
4. Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. Leesrichting 3' --> 5'. Maak richting van 5' --> 3'.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. 
- Langs de leidende streng kan de replicatie onafgebroken doorgaan. 
- Langs de volgende streng worden telkens korte stukken DNA gemaakt, de Okazaki-fragmenten.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

6. RNA primers worden vervangen door DNA nucleotiden
7. Ligase verbindt alle DNA fragmenten aan elkaar.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Telomeren
Aan het uiteinde van een chromosoom zitten de telomeren.
  

Telomeren bestaan uit repetitief DNA, dus herhalingen van TTAGGG

DNA polymerase kan telomeren niet goed kopiëren.
Bij elke celdeling zullen de telomeren dus ook steeds korter worden

Wanneer de telomeren te kort worden zal de cel doodgaan (apoptose).
Apoptose noemen ook geprogrammeerde celdood.


telomeer

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
Telomerase verlengt het telomeer met RNA

DNA-polymerase vult streng aan

In meeste cellen is de expressie van telomerase onderdrukt

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

DNA Technieken (1)
PCRPolymerase Chain Reaction

Doel = van weinig DNA, veel DNA maken

Nabootsen natuurlijke DNA-replicatie
  1. Denaturatie (enkelstrengs DNA)
  2. Aanhechting RNA primers
  3. Replicatie door DNA-polymerase

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Link

This item has no instructions

DNA technieken (2)
Sequencing en gelectroforese

Sequencen door verschillen in fragmentlengte (Sanger methode)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

DNA-sequencing
  • DNA-sequentie: volgorde van de basen in het DNA    (A, T, C, G)
  • DNA-sequencing: volgorde basen in kaart brengen
  • Hoe meer overeenkomst DNA, hoe meer verwant

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

DNA sequencen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Onderzoek naar DNA sequentie
variatie in sequentie: 
verwantschap
risico op ziekten
reactie op medicijnen
erfelijke ziekten

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

DNA fingerprinting
Tandemrepeats  in niet coderend DNA (zie module forensisch onderzoek NLT)
bv CACACACACACACA

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

DNA Technieken (3)
DNA-fingerprinting
Vergelijken DNA van personen d.m.v. gelelektroforese.

Restrictie-enzym: herkent en knipt een specifieke nucleotidenvolgorde

Fragmenten worden door gelelektroforese gescheiden en vergeleken.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

- DNA profielen van organismen vergelijken om zo afkomst te kunnen bepalen of organismen te kunnen identificeren 
- enzymen die specifieke DNA sequentie herkennen en hier op een unieke manier het DNA knippen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

bst 3 transcriptie
kopie van het DNA dat gebruikt wordt als template voor het maken van eiwitten.
Gen-expressie
BINAS!!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Verschillende soorten RNA
pre-messenger RNA (pre-mRNA) 
messenger RNA (mRNA) 
ribosomaal RNA (rRNA) 

transfer-RNA (tRNA)



Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Ribosomen
opgebouwd uit rRNA-moleculen en eiwitten;
  • Klein deel: mRNA-bindingsplaats
  • Groot deel: drie tRNA-bindingsplaatsen (E, P en A)

koppelen aminozuren aan elkaar tot eiwitten (polypeptideketens)

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

RNA 
rRNA
ribosomal RNA

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie
  • Met informatie op DNA kunnen ribosomen in cel eiwitten synthetiseren
  • DNA-sequentie van een gen overgeschreven naar RNA
  • messengerRNA (mRNA) brengt informatie voor synthese eiwit naar ribosoom

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

RNA-polymerase 
  • Verbreekt waterstofbruggen tussen twee DNA-ketens
  • Keten met promotor is template-streng (ook wel matrijs, of anti-sense)
  • RNA-polymerase bindt vrije RNA-nucleotiden langs DNA-streng in richting 3' naar 5' (RNA gevormd van 5' naar 3')

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

mRNA en pre-mRNA
Bij eukaryoten wordt eerst pre-mRNA gevormt. 
Het RNA moet nog worden bewerkt  tot het echt mRNA is.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

RNA-processing
Waarom introns en exons?

Door verwijderen introns kunnen exons in verschillende volgorde in mRNA teruggeplaatst worden. 

Er kunnen dus meerdere versie van een eiwit gemaakt worden!
BINAS 71H




Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Video

This item has no instructions

Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Het deel van een mRNA molecuul dat codeert voor de eerste zes aminozuren van een bepaalde polypeptide is:
UAU AAG UGU UAA UCG GUA
Wat is de '5 kant?
A
GUA
B
UAU

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak is waar?
A
Tussen A en T zitten 2 waterstofbruggen. Tussen C en G zitten 2 waterstofbruggen.
B
Tussen A en T zitten 2 waterstofbruggen. Tussen C en G zitten 3 waterstofbruggen.
C
Tussen A en T zitten 3 waterstofbruggen. Tussen C en G zitten 2 waterstofbruggen.
D
Tussen A en T zitten 3 waterstofbruggen. Tussen C en G zitten 3 waterstofbruggen.

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 4
- Je kunt beschrijven hoe translatie plaatsvindt
- Je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Video

This item has no instructions

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Codons
  • Codon: drie opeenvolgende nucleotiden mRNA coderen voor één aminozuur
  • Startcodon: AUG, methionine (met)
  • Stopcodons: UAA, UAG, UGA

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Genetische code
  • Tabel aflezen om codons om te zetten naar aminozuren
  • Eiwit bestaat uit aminozuren (20 verschillende)

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Translatie
  • Voorraad aminozuren in cytoplasma
  • tRNA-moleculen binden aminozuren en vervoeren ze naar ribosoom
  • Ribosomen koppelen aminozuren aan elkaar tot eiwitten, starten bij 5'-uiteinde
  • Eindigt bij stopcodon

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden vormen anticodon, binden aan  codon mRNA

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Ribosoom
  • tRNA complementair aan codon A-plaats bindt daar
  • Aminozuurketen P-plaats bindt aan aminozuur A-plaats
  • Ribosoom schuift richting 3'-uiteinde, tRNA schuift op naar P-plaats
  • Volgende stap laat tRNA los vanaf E-plaats

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Eiwitsynthese
  • Polyribosomen: meerdere ribosomen vertalen mRNA
  • Vrijgekomen eiwitten in cytoplasma of vanaf endoplasmatisch reticulum naar Golgisysteem
  • Proteasen breken verkeerd gebouwde eiwitten af

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Slide 62 - Video

This item has no instructions

Slide 63 - Video

This item has no instructions

Op een bepaald moment wordt ergens in een een cel de nucleotide GAT gepaard aan de nucleotide CUA. Deze paring treedt op
A
als een mRNA codon paart met een tRNA anticodon
B
tijdens translatie (aflezen mRNA in ribosoom)
C
in een dubbelstreng DNA molecuul
D
tijdens transcriptie (omzetten DNA-code in RNA-code)

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

De nucleotide volgorde van een bepaald DNA codon is GTA. Een mRNA molecuul met de complementaire streng ontstaat via transcriptie van dat DNA codon. Bij de eiwitsynthese paart een tRNA codon met het mRNA codon.
Wat is de nucleotide volgorde van dit tRNA anticodon?
A
GTA
B
GUA
C
CAU
D
CAT

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 5
- Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten
- Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten
- Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie prokaryoot (gen staat uit)
  • Regulatorgen codeert voor repressor
  • Repressor bindt aan operator
  • RNA-polymerase gebonden aan promoter, maar kan niet verder
  • Operon (structuurgenen z, y en a) wordt niet afgelezen

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie prokaryoot (gen staat aan)
  • Inductor (lactose) bindt aan repressor
  • Repressor laat los van operator
  • RNA-polymerase kan operon aflezen
  • 1 mRNA-streng wordt gevormd, dat door ribosomen wordt omgezet naar 3 enzymen voor afbraak lactose

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

Slide 69 - Video

This item has no instructions

Stamcellen
  • Genexpressie belangrijk bij specialisatie cellen
  • Totipotent: kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype
  • Pluripotent: alleen embryonale celtypen
  • Multipotent: Beperkt aantal celtypen

Slide 70 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen kunnen blijven delen
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

Slide 72 - Link

This item has no instructions

stamcellen
omnipotent/ totipotent
pluripotent
multioptent

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Slide 74 - Slide

This item has no instructions

Slide 75 - Slide

This item has no instructions

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

Apoptose

Slide 77 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie eukaryoot
  • DNA regulatorgenen coderen voor transcriptiefactoren
  • RNA-polymerase kan alleen aan promotor binden als daar transcriptiefactoren aanwezig zijn
  • Regulatorgenen en transcriptiefactoren kunnen elkaar beïnvloeden
  • Cellen specialiseren

Slide 78 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie eukaryoten
  • Activators binden aan enhancers, DNA buigt, transcriptiefactoren en RNA-polymerase binden aan promotor
  • Respressors binden en blokkeren transcriptie
  • Als DNA compact gemaakt wordt kunnen transcriptiefactoren en RNA-polymerase niet binden

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

RNAi
RNA-interferentie
miRNA

Slide 80 - Slide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 

Slide 81 - Link

This item has no instructions

Epigenetica
  • DNA-methylering zorgt dat genen uitgezet worden
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

Slide 83 - Video

This item has no instructions

Slide 84 - Video

This item has no instructions

micro-RNA
  • Blokkeert mRNA-moleculen of breekt deze af
  • RNA-interferentie (RNAi)
  • RNA-keten als dubbelstrengs lus, dicer knipt deze in miRNA
  • Streng complementair aan doel-mRNA
  • miRNA bindt aan eiwitcomplex en dan samen aan doel-RNA

Slide 85 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen overeenkomst tussen genregulatie van eukaryoten en prokaryoten?
A
Beide maken gebruik van RNA-polymerase
B
Beide maken gebruik van een promotor
C
Beide maken gebruik van transcriptiefactoren
D
Beide maken gebruik van een repressor

Slide 86 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van genregulatie kan niet voorkomen dat een gen wordt afgelezen?
A
Transcriptiefactoren
B
Methylering
C
micro-RNA

Slide 87 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 6
- Je kunt de verschillende typen en uitwerkingen van mutaties beschrijven

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

Puntmutaties tijdens DNA-replicatie
Geen mutatie: TAC CAA GAA
Substitutie:      TAC CAT GAA
Insertie:             TAC CAC AGA A
Deletie:              TAC CAG AA

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

Genoommutatie: Non-disjunctie tijdens meiose I of II

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

fout in de meiose
  • XXY: syndroom van Klinefelter
  • X: syndroom van Turner
  • Trisomie 21: syndroom van Down

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

afwijkend karyogram trisomie --> Klinefelter syndroom  met karyotype: 47, XXY

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

Trisomie en mozaiek
Trisomy 21 (Down syndrome)
Trisomy 18 (Edwards syndrome)
Trisomy 13 (Patau syndrome)
Trisomy 9
Trisomy 8 (Warkany syndrome 2)
XXX (Triple X syndrome)
XXY (Klinefelter syndrome)
XYY (Jacobs syndrome)

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

Inactivatie X-chromosoom 
Opgaven
61 t/m 65

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

Chimaera
Chimaera... Eén individu, 2 verschillende soorten DNA.
  • Voor het ontstaan van chimaerae binnen eenzelfde soort is geen duidelijke
     oorzaak aan te wijzen; mogelijk vindt er een toevallige versmelting tussen embryo's.
  • De cellen van verschillende herkomst vormen zeker geen gelijkmatig mengsel,
      maar eerder een lappendeken (bijv. Lever met het ene DNA nieren met het andere DNA).
  • Het is onbekend hoe die verdeling tot stand komt.
  • Er zijn ten minste drie gevallen bekend van chimerisme in mensen;
      Lydia Fairchild, Karen Keegan en Taylor Muhl.

Kat Venus:
  • De kat heeft twee verschillende vachten in één door een afwijking in het DNA. 
  • Door het samensmelten van twee embryo’s heeft Venus niet één,
      maar twee typen DNA door elkaar heen.




Slide 96 - Slide

This item has no instructions

Mutagenen

Slide 97 - Slide

This item has no instructions

DNA-repairsysteem

Slide 98 - Slide

This item has no instructions

oorzaken van mutaties
veel mutaties hebben geen effect: 
genen staan uit
mutatie slechts in enkele cellen
ontstaan van kanker
meerdere genen zijn gemuteerd: proto-oncogenen en supressorgenen

Slide 99 - Slide

This item has no instructions

Oncogenen
  • Mutatie op suppressorgen verwijdert rem op celcyclus
  • Proto-oncogen stimuleert celgroei, door mutatie verandert deze in oncogen
  • Abnormaal snelle groei of celdeling, als suppressorgen niet voor apoptose zorgt, ontstaan tumor

Slide 100 - Slide

This item has no instructions

Suppressorgenen
  • Voorkomen dat een cel zich deelt voordat DNA-reparatie is afgerond
  • Te veel of onherstelbare DNA-schade leidt tot apoptose

Slide 101 - Slide

This item has no instructions

Kanker

Slide 102 - Slide

This item has no instructions

Recombinatie tijdens meiose

Slide 103 - Slide

This item has no instructions

Crossing over tijdens meiose

Slide 104 - Slide

This item has no instructions

Stel dat er bij de replicatie van het DNA in een cel een fout wordt gemaakt waardoor er ergens in een gen in plaats van een A een T wordt ingebouwd.
Welk effect verwacht je op de cel?
A
Elk nieuw gevormd eiwit zal een verkeerd aminozuur bevatten
B
Een bepaald eiwit kan een verkeerd aminozuur bevatten.
C
Een bepaald eiwit kan een totaal verkeerde aminozuurvolgorde bevatten
D
Een bepaald eiwit kan een aminozuur missen

Slide 105 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van mutaties wordt niet gerepareerd of voorkomen in ons lichaam?
A
Puntmutaties
B
Chromosoommutaties (crossing over)
C
Genoommutaties

Slide 106 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 7
- Je kunt verschillende technieken en toepassingen van biotechnologie beschrijven

Slide 107 - Slide

This item has no instructions

Polyploïde planten
  • Ontstaan door fout in mitose of meiose
  • Door colchicine toevoeging, chromatiden splitsen wel, maar cel deelt niet

Slide 108 - Slide

This item has no instructions

Klonen: embryosplitsing

Slide 109 - Slide

This item has no instructions

Klonen: celkerntransplantatie

Slide 110 - Slide

This item has no instructions

Recombinant-DNA-techniek
  • DNA van ander individu ingebracht
  • Cisgenese: organisme van dezelfde soort
  • Transgenese: organisme van andere soort
  • Restrictie-enzymen, DNA-ligase

Slide 111 - Slide

This item has no instructions

Slide 112 - Video

This item has no instructions

Genetische modificatie
GGO = genetisch gemodificeerd organisme
transgeen

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

virussen
hebben geen intronen
mRNA lijkt dus op DNA
Met reverse-transctiptase kan langs mRNA cDNA gevormd worden.

Slide 114 - Slide

This item has no instructions

Genen uitschakelen
  • Kopie maken van DNA met gen dat uitgeschakeld moet worden, met stikstofbasen in omgekeerde positie (antisense-DNA)
  • Zowel originele gen als kopie hebben transcriptie
  • mRNA moleculen zijn complementair en binden aan elkaar, waardoor geen translatie

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

Genen isoleren
  • mRNA isoleren uit cellen die veel van het eiwit maken
  • Reverse-transcriptase vormt langs mRNA een enkelstrengs DNA-keten
  • DNA-polymerase maakt langs enkelstrengs keten complementair DNA (copyDNA)
  • cDNA ingebracht in plasmide

Slide 116 - Slide

This item has no instructions

geninactivering dmv antisense-DNA
knock-out gen

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

Slide 118 - Video

This item has no instructions

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

Welk van de hierboven beschreven processen kan niet natuurlijk plaatsvinden?
A
Polyploïde planten
B
Klonen
C
Recombinant-DNA

Slide 120 - Quiz

This item has no instructions

  • Bouw DNA-molecuul, DNA-sequentie
  • DNA-replicatie, telomeren
  • PCR, sequencen, DNA-fingerprinting
  • Transcriptie en translatie
  • Genregulatie prokaryoot en eukaryoot, epigenetica, RNAi
  • Mutaties, DNA-repairsysteem, oncogenen
  • Klonen, recombinant-DNA-techniek, antisense-DNA

Slide 121 - Slide

This item has no instructions

Slide 122 - Video

This item has no instructions