Twents Carmel College

lessen

Willkommen bei der Deutsch-Stunde
, der 31. Oktober 2023
1 / 56
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Willkommen bei der Deutsch-Stunde
, der 31. Oktober 2023

Slide 1 - Slide

Klaar met de toets?
Leg jouw toets op de hoek van de tafel en pak een boek

Slide 2 - Slide

Programm:
Anfang mit Kapitel 2
Arbeitsbuch

Slide 3 - Slide

Leseportfolio
Jullie gaan verder met het lezen van een boekje.

Slide 4 - Slide

Personalpronomen
Hoe zat het ook alweer met de persoonlijke voornaamwoorden?
Pak jouw laptop.

Slide 5 - Slide

Klasse 1KT
  • Pak jouw laptop
  • Ga naar de online omgeving van Neue Kontakte
  • Klik op 1 ich en dan op "oefentoets"
  • Maak deze toets. 
  • Ben je klaar? Ga dan naar slim stampen, en oefen de woordjes van Kapitel 1


Slide 6 - Slide

Verbinde die Personalpronomen 
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 7 - Drag question

Die Studenten haben demontriert.

"Welk persoonlijk voornaamwoord kun je gebruiken voor "Die Studenten"?
A
sie
B
ihr
C
er

Slide 8 - Quiz

Das Personalpronomen: wij
A
ihr
B
er
C
wir
D
sie

Slide 9 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord
Hij
A
ihr
B
es
C
er
D
du

Slide 10 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord: ik
A
ich
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 11 - Quiz

Welk woord is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ein
B
Der
C
Ich
D
Mein

Slide 12 - Quiz

Das Personalpronomen: u
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 13 - Quiz

Das Personalpronomen: het
A
er
B
es
C
Sie
D
wir

Slide 14 - Quiz

(jullie) seid modern gekleidet.

Slide 15 - Open question

(Zij m.v.) tragen coole Kleidung.

Slide 16 - Open question

(Zij) bekommt kein Taschengeld.

Slide 17 - Open question

(Hij) kauft eine Hose.

Slide 18 - Open question

De persoonlijke voornaamwoorden in het Duits ken ik?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 19 - Poll

De vormen van het werkwoord sein


Hoe goed ken je de vormen van het hulpwerkwoord "sein"?

Slide 20 - Slide

PrΓ€sens - sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 21 - Drag question

Wat is de juiste vorm van sein?

Sie
A
seint
B
sein
C
sind
D
sint

Slide 22 - Quiz

sie (ev)
A
sind
B
ist
C
sein
D
hast

Slide 23 - Quiz

ihr
A
sind
B
seid
C
sein
D
sindet

Slide 24 - Quiz

du
A
bist
B
seid
C
ist
D
sied

Slide 25 - Quiz

Wir ............. 15 Jahre alt.
A
bin
B
sein
C
seid
D
sind

Slide 26 - Quiz

Ich ... 20 Jahre alt
A
ist
B
bin
C
sind
D
seid

Slide 27 - Quiz

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schΓΆne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 28 - Drag question

Mein Freund ............. Lehrer

Slide 29 - Open question

Was ............ deine Handynummer ?

Slide 30 - Open question

Warum .......... du jetzt in Hamburg?

Slide 31 - Open question

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.

Slide 32 - Open question

Ik kan het werkwoord sein vervoegen
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 33 - Poll

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
habst
habben

Slide 34 - Drag question

haben - er ...
A
habe
B
habt
C
haben
D
hat

Slide 35 - Quiz

wir = haben
Ihr = ???
Sie/sie = haben
A
habst
B
habbet
C
habte
D
habt

Slide 36 - Quiz

Ich habe/haben drei Katzen.
A
habe
B
haben

Slide 37 - Quiz

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 38 - Quiz

Ik kan het werkwoord haben vervoegen
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 39 - Poll

Denk even terug aan deze afbeelding

Waar denk je dat het mee te maken heeft? 


Slide 40 - Slide

Kies de juiste uitgang van een modaal werkwoord in de tegenwoordige tijd
A
-e, -est, -et, en, -et, -en
B
-, -st, -, -en, -et, -en
C
-e, -st, -t, -en, -t, -en
D
-, -st, -, -en, -t, -en

Slide 41 - Quiz

Grammatik - S. 115
(fe)
ich 
-e 
du
-st
er, sie, es
-t
wir
-en
ihr
-t
sie, Sie
-en

Slide 42 - Slide

Welche Tiere wohn__ im Insektenhotel?
A
t
B
st
C
en
D
e

Slide 43 - Quiz

Warum streichel__ du meinen Hund nicht?
A
st
B
t
C
e
D
en

Slide 44 - Quiz

Herr Janssen, besuch__ Sie mit uns den Zoo?
A
e
B
t
C
st
D
en

Slide 45 - Quiz

8. essen - Am liebsten ... ich Pizza.

Slide 46 - Open question

14. stehen - Das MΓ€dchen ... vor dem Eingang.

Slide 47 - Open question

Ik kan de ESTTENTEN regel toepassen
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 48 - Poll

Wat heb je nu geleerd??
1: de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
wie kan ze opnoemen? Steek je vinger op!

2: het werkwoord ZIJN in het Duits.
Wie kan het opnoemen? Steek je vinger op!


Slide 49 - Slide

Sprachmittel Seite 23
Aufgabe 22, ein Interview fΓΌhren.
  • Kies een naam uit.
  • Maak goede zinnen met behulp van de informatie die je hebt over deze naam.
  • Maak gebruik van de Sprachmittel op blz 22
  • Twee leerlingen gaan telkens het gesprek aan met elkaar.

Slide 53 - Slide

Arbeitsbuch Seite 30
Aufgabe 

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

das Ende :) 

Slide 56 - Slide