Twents Carmel College

bezittelijke voornaamwoorden deel 3

Bezittelijke voornaamwoorden
deel 3
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Bezittelijke voornaamwoorden
deel 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

mijn
jouw
zijn
haar
hun
onze
jullie
uw
mein
unser
ihr (m.v.)
ihr (e.v.)
sein
Ihr
dein
euer

Slide 3 - Drag question

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk en vrouwelijk
B
vrouwelijk en onzijdig
C
mannelijk en onzijdig
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 4 - Quiz

let op de naamval

Je weet nu de vertalingen van de  bezittelijk voornaamwoorden. 

Je kent de regels om te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.


Het bezittelijke voornaamwoord kan in de 1e naamval (onderwerp) staan of 4e naamval (lijdend vwp). Dan gelden dezelfde regels als bij de ein-Gruppe


Let op bij mannelijke woorden: ein > einen of mein > meinen 

Slide 5 - Slide

Mein Vater hat (mijn patat) vergessen.

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
mein Pommes
B
meine Pommes
C
meinen Pommes

Slide 6 - Quiz

Entschuldigung, haben Sie (onze hond) gesehen?

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
unser Hund
B
unsere Hund
C
unseren Hund

Slide 7 - Quiz

Da ist Max. OMG ich habe (zijn verjaardag) komplett vergessen!

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
sein Geburtstag
B
seine Geburtstag
C
seinen Geburtstag

Slide 8 - Quiz

Vertaal:
Was ist (jullie probleem)?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 9 - Open question

Vertaal:
Wie heißt (uw dochter) Frau Senf?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 10 - Open question

Vertaal:
Ich suche (mijn oom) schon seit einer Stunde.
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 11 - Open question

Vertaal:
(Ons bezoek) soll vor 21 Uhr nach Hause gehen.
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 12 - Open question

Vertaal:
Schickt ihr (jullie bezoek) vor 21 Uhr weg?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 13 - Open question

Vertaal:
Wo hoch ist (jouw rekening)?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 14 - Open question

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Das ist ...... Buch.
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

_____ Schule heißt Bonhoeffer College.
A
Unser
B
Unsere
C
Unseren

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Monika hat ____ Freund noch nicht vorgestellt.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Mutter hat gekocht. Das Kind mag ____Essen nicht.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Rufen Sie ___ Sohn noch mal, Herr Maier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Ihren

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Hier ist ____ Bestellung Jungs!
A
euer
B
euere
C
eueren

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Klaus hat ___Lohn ausgegeben.
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Ich möchte ___Eis probieren, darf ich?
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 22 - Quiz

Waarmee moet je rekening houden bij het gebruik van een bezittelijk vnw in het Duits?

Slide 23 - Mind map

Ende

Slide 24 - Slide