Benodigdheden:Digibord met geluid, verbonden met het internet
- LessonUp-les ‘De Filmfabriek, gr 7/8, les 2’
- Werkboekje Blz. xx Begrippenlijst storyboard (gr 1 t/m 8, les 2)
- Werkboekje Blz. xx Werkblad storyboard
- Werkboekje Blz. xx Werkblad verhaal
Lesinhoud:
- Verkenning: inhoud en introductie
- Informatie: kaders standpunten beweging storyboard
- Opdracht: storyboard maken
- Afsluiting: storyboard evalueren
Leerdoel:
1. Aan het einde van de les kennen de leerlingen de drie kaders en drie standpunten, en bijbehorende begrippen; ‘totaal’, ‘medium’, ‘close-up’, en ‘kikkerperspectief’, ‘ooghoogte’ en ‘vogelperspectief’. Ze begrijpen wanneer je een bepaald kader of standpunt gebruikt. Tevens kennen de leerlingen de bewegingsbegrippen ‘pan’ en ‘tilt’.
2. De leerlingen weten wat een storyboard is. De leerlingen kunnen de kaders en standpunten gebruiken bij het maken van een storyboard.
Informatie
Een scène bestaat uit allemaal shots. Een shot is een ononderbroken filmopname. Per shot wordt het kader en het standpunt gekozen. Ook kun je je camera laten bewegen. Via een kader, een standpunt en een beweging van de camera vertel je via beeldtaal je verhaal.
Kader
In een kader zie je wat je in het beeld ziet. Je hebt verschillende soorten kaders. In deze les behandelen we 3 soorten kaders.
’totaal’ (of ‘wijd’). Dit is handig wanneer je veel wil laten zien. Je laat dan bijvoorbeeld zien waar je bent en met wie je bent. Je kunt niet zien wat de mensen precies aan het doen zijn.
De camera kan ook van heel dichtbij filmen. Dit kader noem je een ‘close-up’. Je ziet dan veel details. Bij een close-up van een gezicht zie je veel emotie (dus hoe iemand zich voelt).
Het kader daar tussenin, wanneer je bijvoorbeeld een klein groepje filmt, noemen we een ‘medium’. Dit is vaak een shot van hoofd tot middel. Je kunt dan zien wat een persoon doet. Je ziet dan iets minder dan bij een close-up maar je ziet weer meer van een persoon dan bij een totaal.
Standpunt
Een camera kan vanaf boven- of onderaf kan filmen. Dit noemen je het standpunt van de camera. Er zijn drie type standpunten. Als er van beneden naar boven wordt gefilmd, noemen we dit het
’kikkerperspectief’. Denk aan een kleine kikker die altijd op de grond zit en naar boven kijkt. Als je iets van onderaf filmt, lijkt iets heel groot en machtig.
Als er van boven naar beneden wordt gefilmd, noemen we dit het ‘vogelperspectief’. Denk aan een vogel die in de lucht vliegt en naar beneden kijkt. Als je iets van bovenaf filmt, lijkt iets heel klein. Als je recht vooruit filmt, noemen we dit ‘ooghoogte’. Dit is een neutraal standpunt.
Camerabeweging
Meestal staat de camera stil, maar soms beweegt hij. Als de camera heen en weer beweegt (bijv. van links naar rechts) noemen we dit een pan-beweging. Denk bijvoorbeeld aan een Formule 1 race waarbij de camera de langsrijdende auto’s volgt. Als de camera op en neer beweegt (bijv. van boven naar beneden) noemen we dit een tilt-beweging. Denk bijvoorbeeld aan een camera die een vallend blaadje volgt. De camera kan natuurlijk ook stilstaan en niet bewegen.
Storyboard
Een storyboard is een soort stripverhaal; in kleine plaatjes met weinig tekst kun je makkelijk en snel zien hoe het verhaal verloopt. Van elke film eerst een storyboard wordt gemaakt, voordat er begonnen wordt met filmen. D.m.v. het storyboard weten alle mensen die aan de film meewerken hoe de film eruit moet komen te zien.
Opdracht 1:
In de werkboekje staan een aantal lege storyboards op pagina xx. Laat de leerlingen een storyboard maken n.a.v. het zelfbedachte verhaal. Zet het verhaal om in maximaal 6 kleine, simpele striptekeningen en laat ze per tekeningetje omcirkelen welk kader en standpunt ze hebben getekend. Klaar? Scheur de tekening uit het werkboekje en hang de storyboards met de kaders op in de klas.
Afsluiting:
Bekijk met de kinderen de storyboards. Stel vragen zoals:
1. Hoe is het om een storyboard te tekenen?
2. Wat vind je lastig om te tekenen?
3. Zijn er overeenkomsten tussen te verschillende storyboards?
Begrippen lijst:
Kader - het beeld wat je ziet in een shot
Shot - Camera aan en camera uit, dat wat opgenomen is noem je een shot
Close-up - Camera dichtbij, je ziet het gezicht en de emoties
Medium - Camera iets verderaf, je ziet een persoon vanaf het middel, je ziet goed wat iemand aan het doen is
Totaal - Camera staat verder weg, je ziet een persoon van top tot teen, je ziet de omgeving van de persoon. Je kunt niet zien wat iemand precies doet of zien welke emoties iemand heeft
Standpunt - Plaats waar de camera staat en vanuit welke hoek gefilmd word
Kikkerperspectief - de camera staat laag, de persoon ziet er daardoor machtig en groot uit
Ooievaarsperspectief - de camera staat hoog, de persoon ziet er door door nietig en klein uit
Camerabeweging: De camera kan op verschillende manieren bewogen worden
Pan - Beweging van de camera van links naar rechts of van rechts naar links
Tilt - Beweging van de camera van boven naar beneden of van beneden naar boven
Storyboard - de film in plaatjes met korte teksten. Soms worden ook de camerabeweging in de plaatjes aan gegeven
Scene - Een aantal shots achter elkaar geplakt. Deze shots groeperen één handeling of gebeurtenis en zijn allemaal op dezelfde locatie en in dezelfde tijd opgenomen. Het is een eenheid van tijd, plaats en handeling
Begrippen lijst
Antagonist - goede hoofdrol speler
Protagonist - slechte hoofdrol speler
Synopsis - kort verhaal van de film
Props - spullen die gebruikt worden in de film
Script-uitgeschreven verhaal voor de film met tekst en omschrijving