In 1936 geeft Hitler een toespraak in de Duitse stad Frankfurt. Een Zwitserse man was erbij en beschrijft na afloop in zijn dagboek wat hij ziet:
Ik sta te midden van arbeiders. […]
Honderdduizend zijn samengeperst in een hal. […]
Zeven uur. Niemand wordt ongeduldig. Niemand maakt een grapje. Acht uur. De leiders van het rijk verschijnen, aangekondigd door het geschreeuw van het publiek dat buiten staat. […]
De zaalverlichting gaat uit. […]
In het licht van de spot verschijnt een kleine, in het bruin geklede man, met een aanstellerige glimlach. 40.000 mensen, 40.000 armen zijn in één beweging omhoog gegaan. [Er klinkt] oorverdovend Heil-geroep. […]
Niemand merkt dat ik mijn handen in mijn zakken houdt. Ze kijken naar het gezicht met de glimlach. In het donker lopen hen de tranen over de wangen.