This lesson contains 62 slides, with text slides and 9 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
evolutie
Slide 1 - Slide
Thema 4
Evolutie
Slide 2 - Slide
bst 2 bacteriën virussen en schimmels
leerdoelen: kenmerken van bacteriën, virussen en schimmels (en archea en bacteriofagen) kunnen noemen
Slide 3 - Slide
Bacteriën, Virussen en Schimmels
B2
Je kunt de kenmerken van bacteriën, virussen en schimmels noemen
Slide 4 - Slide
Domeinen
Slide 5 - Slide
Bacteriecel
1. Celwand: stevige laag om de bacteriecel 2. Celmembraan: Een dun vlies om het cytoplasma. Bepaald wat er in en uit de cel gaat. 3. Cytoplasma: Water met opgeloste stoffen.
Geen celkern: één groot cirkelvormig chromosoom ligt los in het cytoplasma
Bacteriën zijn prokaryoot
Slide 6 - Slide
Nuttige bacteriën
In je darmen en op je huid leven veel nuttige bacteriën!
Slide 7 - Slide
Productie van levensmiddelen en medicijnen
Slide 8 - Slide
Schadelijke bacteriën
Voedselbederf
Slide 9 - Slide
Nuttige en schadelijke bacteriën
Schadelijke bacteriën
Ze kunnen ons besmetten en ziek maken.
Als je er ziek van bent krijg je van de dokter antibiotica
Slide 10 - Slide
Bouw virus
Het Coronavirus is een virus.
Een virus bestaat uit DNA of RNA, verpakt in een laagje eiwit.
BINAS 77 A/B
Slide 11 - Slide
Hiv/aids
Hiv is het virus
Aids is de ziekte
Wel het virus, niet ziek: seropositief
In Nederland goed te behandelen met Aidsremmers
Slide 12 - Slide
Viruswerking
Virussen injecteren hun RNA of DNA in een cel
Cellen kunnen het RNA omzetten in DNA
Het virus DNA kan worden ingebouwd in het DNA van de cel
Als het virus DNA tot expressie komt worden er viruseiwitten gemaakt
De viruseiwitten maken nieuwe virusdeeltjes die de cel kunnen verlaten
Slide 13 - Slide
Verschil bacterie virus
Bacterie is een cel en een virus niet (leeft niet)
Bacterie kan zichzelf delen en een virus niet
Bacterie is veel groter dan een virus
Slide 14 - Slide
Bacteriofaag
Virus dat bacteriën als gastheer gebruikt
Erfelijk materiaal bacteriofaag dringt bacterie binnen
Erfelijk materiaal ondergaat replicatie
Nieuwe bacteriofagen geproduceerd, bacterie valt uiteen
Slide 15 - Slide
Schimmels
Slide 16 - Slide
Schimmel
Celkenmerken
Schimmels hebben een celkern.
Ze hebben ook een celwand.
Ze hebben geen bladgroenkorrels.
Ze zijn heterotroof.
Ze zijn belangrijk voor de afbraak van organische stoffen in de natuur.
Slide 17 - Slide
Schimmels
Meestal ongeslachtelijk voortplanting d.m.v. sporen en vermeerdering cellen van Mycelium--> schimmeldraden.
Verteren voedsel extracellulair (buiten de cel), en nemen voedingsstoffen op.
Slide 18 - Slide
Nuttige schimmels
Speciale soorten schimmels spelen een rol bij het maken van voedingsmiddelen.
Champignons en cantharellen zijn schimmels die we kunnen eten.
Schimmelkaas
1
Gist is een eencellige schimmel.
Gebruikt voor het rijzen van deeg
2
Schimmel speelt een rol bij maken van bier / wijn
3
cantharellen en champignons
4
Slide 19 - Slide
Gisten (eencellige schimmels)
Slide 20 - Slide
Anaerobe dissimilatie Alcoholgisting
Gist wordt gebruikt voor de productie van brood, wijn, en bier. Door alcoholgisting ontstaan alcohol en CO2
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Basisstof 3
- Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt
Slide 23 - Slide
Meerdere theoriën
Generatio spontanea
Creationisme
Lamarck
Darwin
Slide 24 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Genetische variatie
Mutaties
Selectiedruk
Natuurlijke selectie / survival of the fittest
Fitness
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Basisstof 5
- Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap
- Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten
- Je kunt een stamboom en een cladogram aflezen en construeren
Slide 27 - Slide
Vergelijkende anatomie
Homoloog: dezelfde grondvorm, andere functie
Analoog: verschillende vorm, dezelfde functie
Rudimentaire organen
Slide 28 - Slide
Homoloog
Slide 29 - Slide
Analoog
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Embryologie
Slide 32 - Slide
Cladogram
Slide 33 - Slide
Biochemie / microbiologie
Celdeling
DNA
Overeenkomsten DNA - cladistiek
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Slide 36 - Video
Basisstof 7
- Je kent manieren van reproductieve isolatie
Slide 37 - Slide
bst 4 evolutie in populaties
leerdoel: je kunt uitleggen of organismen tot de zelfde soort behoren of niet.
Slide 38 - Slide
Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. (bijv. honden)
Hoe zit het met de lijger?
Slide 39 - Slide
Definities
Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten
Genenpool is alle verschillende genen die voorkomen in een populatie
Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen tussen populaties
Slide 40 - Slide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat de allelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 41 - Slide
Reproductieve isolatie
Slide 42 - Slide
Reproductieve isolatie
Geografische isolatie
Verschillen in gedrag
Tijd
Slide 43 - Slide
Eilandtheorie
Groter eiland, groter gemiddeld aantal soorten
Eiland verder van vasteland, gemiddeld aantal soorten kleiner
Aantal soorten bepaald door immigratie en extinctie
Hoeveelheid immigratie en extinctie afhankelijk van aantal soorten
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Video
Allopatrisch vs. sympatrisch
Allopatrisch: soortvorming doordat twee populaties geografisch van elkaar gescheiden worden
Sympatrisch: mutaties, gedrag, tijd, fout tijdens meiose (polyploïde)
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Video
Slide 48 - Video
Basisstof 6
- Je weet hoe allelen in een populatie overerven
Slide 49 - Slide
Soort en populatie
Soort: organismen kunnen onderling voortplanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen
Populatie: individuen van dezelfde soort die in bepaald gebied leven en voortplanten
Gene flow: uitwisseling van genen tussen populaties
Slide 50 - Slide
Soort
De grootste verameling van populaties waartussen gene flow kan plaatsvinden
Slide 51 - Slide
Genenpool en allelfrequentie
Genenpool: verzameling van alle genen in een populatie, alle allelen op ale loci van alle individuen
Grote genenpool = veel genetische variatie
Allelfrequentie: hoe vaak een allel voor komt in een populatie (tussen 0 en 1)
Slide 52 - Slide
Wet van Hardy-Weinberg
Slide 53 - Slide
Allelfrequenties gegeven
Slide 54 - Slide
Aantal/percentage individuen met genotype gegeven
Slide 55 - Slide
Hardy-Weinberg
Zonder selectiedruk worden allelen willekeurig doorgegeven
Allelfrequenties blijven door generaties heen constant
Dit komt bijna nooit voor
Slide 56 - Slide
Genetic drift
In een kleine populatie kunnen door toeval grote verschuivingen in de allelfrequentie optreden
Flessenhalseffect en foundereffect
Slide 57 - Slide
Flessenhalseffect
Groot deel van populatie sterft uit door invloed uit milieu (natuurramp, ziekte)
In overblijvende populatie is door toeval allelenfrequentie anders
Deze allelen worden doorgegeven
Slide 58 - Slide
Foundereffect
Klein deel van populatie vestigt zich in nieuw gebied
Allelenfrequentie van nieuwe populatie is anders dan die van de originele populatie