What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Twents Carmel College
Visit the website
‹
Return to search
Lessen 2th
Willkommen
Bei der Deutsch-Stunde
, der 12. Juni 2024
Willkommen bei der Deutsch-Stunde
, der 20. September 2024
1 / 52
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Willkommen
Bei der Deutsch-Stunde
, der 12. Juni 2024
Willkommen bei der Deutsch-Stunde
, der 20. September 2024
Slide 1 - Slide
Das Programm für heute
Wörter üben
Hausaufgaben besprechen
Erklärung Grammatik
Selbstständig arbeiten
Ende der Stunde
Slide 2 - Slide
Lernziele
Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de zin toepassen.
Ik kan de werkwoorden "
sein
" vervoegen.
Ik kan de werkwoorden "
sein
" in de tegenwoordige tijd toepassen.
Slide 3 - Slide
Ga naar Blooket
Slide 4 - Slide
Wörter üben
https://wheelofnames.com/
Slide 5 - Slide
Arbeitsbuch Seite 11
Lernziel
Je kunt iemand begroeten en afscheid nemen.
Je kent bijzondere letters.
Je kent de kleuren en kunt tellen.
Slide 6 - Slide
Züruckblick: was habt ihr schon gelernt?
Waarover hebben wij het tijdens de laatste les over gesproken?
1) In welke drie landen spreken ze Duits?
2) Welke woorden worden ALTIJD met een hoofdletter geschreven?
3) Welke letters schrijf je met een Umlaut?
4) Hoe spreek je deze letter
ß
ook alweer uit?
Slide 7 - Slide
Arbeitsbuch Seite 11
Lernziel
Je kunt iemand begroeten en afscheid nemen.
Je kent bijzondere letters.
Je kent de kleuren en kunt tellen.
Slide 8 - Slide
Kapitel 1: Ich
Arbeitsbuch Seite 16
Aufgabe 1a
, unterwegs in Hannover
Aufgabe 1B
, kreuze an, richtig oder falsch
Aufgabe 1c
, beantworte die Fragen
Slide 9 - Slide
Selbstständig machen:
Seite 17,
Aufgabe 2 Übersetzung wählen.
Seite 17,
Aufgabe 3 Landeskunde
Fertig: schnapp dich ein Rätsel. Die Wörter im Rätsel sind auf Deutsch. Benutze die Lernliste.
Slide 10 - Slide
Hausaufgaben besprechen
Hausaufgaben besprechen.
Bestudiere: Seite 30 de woorden van A Sehen en B Wortschatz
Machen: Seite 19, Aufgabe 5, 6 und 7
Slide 11 - Slide
Hausaufgaben besprechen
Hausaufgaben besprechen.
Bestudiere: Seite 30 A Sehen und B Wortschatz
Machen: Seite 19 Aufgabe 8 und 9.
Seite 20 Aufgabe 10
Slide 12 - Slide
Selbstständig arbeiten
Seite C Lesen
Aufgabe 10 Milan und Moritz
Aufgabe 11 Bedeutung ankreuzen.
Fertig? Schnapp dich ein Puzzel und
fang an damit zu arbeiten.
Slide 13 - Slide
Aufgabe 4a, Wörter ergänzen.
Luister naar het audiofragment, en spreek de
woorden na.
Aufgabe 4b,
vertaal de woorden in het Duits en zet ze in de juiste volgorde.
Aufgabe 5,
höre dir den Text an und unterstreiche die Zahlen
Slide 14 - Slide
persoonlijk voornaamwoord &
het werkwoord "sein"
Slide 15 - Slide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Nederlands?
Slide 16 - Open question
ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie
Slide 17 - Slide
Wat is zijn Personalpronomen?
A
Woorden die een tijdstip aangeven.
B
Woorden die een plaats aangeven.
C
ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij, u
Slide 18 - Quiz
een Personalpronomen?.....
A
kan een zelfstandig naamwoord vervangen.
B
staat voor een zelfstandig naamwoord.
Slide 19 - Quiz
Bonus: Welke 2 Personalpronomen missen nog?
ich
du
er
sie
wir
ihr
sie
Slide 20 - Drag question
Verbind de Personalpronomen
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 21 - Drag question
Slide 22 - Slide
Even oefenen met er, sie, es
Das ist
Peter
.
Er
is mein Freund.
Kennst du
die Frau
?
Sie
ist meine Oma.
Wie alt ist
das Kind
?
Es
ist zwei Jahre alt.
Das sind
Herr und Frau Müller
.
Sie
wohnen hier.
Slide 23 - Slide
Wat betekent "er"?
Slide 24 - Open question
Wat betekent "sie"?
Slide 25 - Open question
Wat betekent "es"?
Slide 26 - Open question
Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist Frau Stolze.
(Zij) wohnt neben uns.
A
er
B
sie
C
es
Slide 27 - Quiz
Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist ein Kind.
(Het) ist noch ein Baby.
A
er
B
sie
C
es
Slide 28 - Quiz
Hoeveel Personalpronomen zie je? Tel ze in gedachten.
* er * sie * gestern * Elefant * der * grün * Sie * tschüß * sie * ich * Bundesland * gern * ihr * spielen * toll * du * wie * wir * Kino *
Slide 29 - Slide
Hoeveel Personalpronomen heb je gezien?
A
13
B
8
C
14
D
5
Slide 30 - Quiz
Kijk goed......
*
er
*
sie
* gestern * Elefant * der * grün *
Sie
* tschüß *
sie
*
ich
* Bundesland * gern *
ihr
* spielen * toll *
du
* wie *
wir
* Kino *
Slide 31 - Slide
Hoe goed beheers je die Personalpronomen?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
Het werkwoord "sein"
In het Nederlands "zijn"
"sein" vervoegen
Slide 33 - Slide
ich bin
(ik ben)
du bist
(jij bent)
er ist
(hij is)
sie ist
(zij is)
es ist
(het is)
wir sind
(wij zijn)
ihr seid
(jullie zijn)
sie sind
(zij zijn)
Sie sind
(U bent)
Slide 34 - Slide
Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist
Slide 35 - Drag question
Wat is de juiste vorm van sein?
Sie
A
seint
B
sein
C
sind
D
sint
Slide 36 - Quiz
sie (ev)
A
sind
B
ist
C
sein
D
hast
Slide 37 - Quiz
ihr
A
sind
B
seid
C
sein
D
sindet
Slide 38 - Quiz
du
A
bist
B
seid
C
ist
D
sied
Slide 39 - Quiz
Wir ............. 15 Jahre alt.
A
bin
B
sein
C
seid
D
sind
Slide 40 - Quiz
Ich ... 20 Jahre alt
A
ist
B
bin
C
sind
D
seid
Slide 41 - Quiz
Selbstständig machen
Je krijgt van mij een werkblad.
Vul het ontbrekende persoonlijk voornaamwoord in.
Onderstreep ook het zelfstandig naamwoord
Slide 42 - Slide
Hausaufgaben besprechen
Arbeitsblatt
Personalpronomen
und Hilfsverb
sein
Vul het ontbrekende persoonlijk voornaamwoord in.
Onderstreep ook het zelfstandig naamwoord
Slide 43 - Slide
Arbeitsbuch Seite 22
Selbstständig machen
Aufgabe 13, Theorie anwenden.
Aufgabe 12, Verbformen Übersetzen
Slide 44 - Slide
Hausaufgaben besprechen
Machen: Seite 22 Aufgabe 13 Theorie anwenden
Seite 23, Aufgabe 14 und 15 plus het Arbeitsblatt van Regenbogenfarben
Slide 45 - Slide
Arbeitsbuch Seite 24
Aufgabe 16A
Kreise ein welche Buchstaben anders ausgesprochen werden
Aufgabe 18
Sprich die Wörter nach
Aufgabe 21
Kreuze an was gesagt wird
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Slide
Hausaufgaben für die nächste Stunde:
Bestudiere: A Sehen und B Wortschatz auf Seite 30
Machen: Seite 22 Aufgabe 13 Theorie anwenden
Seite 23, Aufgabe 14 und 15 plus het Arbeitsblatt van Regenbogenfarben
Slide 48 - Slide
Hausaufgaben für die nächste Stunde:
Bestudiere: A Sehen und B Wortschatz auf Seite 30
Machen: Aufgabe 6 auf Seite 18 (benutze die Lernliste)
Aufgabe 7-8-9 auf Seite 19 (benutze die Lernliste)
Slide 49 - Slide
Hausaufgaben für die nächste Stunde:
Bestudiere die Grammatik auf Seite 22
Bestudiere Seite 30 A Sehen und B Wortschatz
Machen: Seite 22 Aufgabe 12, 13
Seite 23 Aufgabe 15
Slide 50 - Slide
Slide 51 - Slide
Schönes Wochenende
Slide 52 - Slide