This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Tijd voor praktijk!
Vandaag gaan we werken aan een praktijk opdracht.
Wat gaan we doen dan...?
Slide 1 - Slide
Eerst samen een filmpje kijken.
Let goed op!
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Constructies
Een constructie is alles wat uit twee of meer delen is gemaakt. Een huis, een tafel, een fiets zijn allemaal constructies. Een glas, gemaakt van één stuk glas, is dus géén constructie.
Slide 4 - Slide
Alle soorten constructies krijgen te maken met krachten.
Trekkracht
Duwkracht
Slide 5 - Slide
Constructievormen
Er zijn verschillende soorten constructievormen. De vorm van een constructie is afhankelijk van het doel van de constructie. Zo heeft een huis een andere vorm dan een fiets. Een huis heeft namelijk ook een ander doel dan een fiets. Een huis moet stevig zijn en je beschermen tegen de wind. Een fiets moet je van de ene plek naar de andere plek vervoeren. Een constructie heeft dus bepaalde eigenschappen.
Slide 6 - Slide
Een aantal constructievormen zijn:
Een driehoek: de driehoeksconstructie is de sterkste constructie omdat hij vormvast is. De duw- en trekkrachten zijn even sterk. Dit zorgt ervoor dat de vorm van de driehoek niet veranderd. De driehoeksconstructie is dus handig bij het bouwen van bruggen en gebouwen.
Slide 7 - Slide
Bogen: de vorm van een boog kan goed duwkrachten opvangen. Bij een boogconstructie worden de krachten gelijkmatig verdeeld. Dit zorgt ervoor dat de boogconstructie erg stevig is. De boogconstructie wordt veel gebruikt bij bijvoorbeeld viaducten.
Slide 8 - Slide
Piramides: door de brede basis en de smalle top zijn piramides erg stevig. Ze zijn vooral heel stabiel. Kijk maar naar bijvoorbeeld een elektriciteitsmast of de Eiffeltoren.
Slide 9 - Slide
Profielen: profielen zijn balken met een bepaalde vorm. Bij een profiel is er minder materiaal nodig. Hierdoor is een constructie lichter en goedkoper. Door de vorm die een profiel heeft wordt de constructie erg stevig. Het profiel is vernoemd naar de vorm, bijvoorbeeld:
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Opdracht: Bouw een brug.
De brug moet een gat van 30 centimeter overbruggen.
De brug moet minstens een halve kilo kunnen dragen.