Twents Carmel College

Das Personalpronomen - het persoonlijk vnw ontleden les 1

Personal Pronomen 
persoonlijke voornaamwoorden
Lesdoelen:
- In deze les leer je het onderwerp of lijdend voorwerp te vinden in een zin.
- Je leert de persoonlijke voornaamwoorden
 als onderwerp en als lijdend voorwerp toe te passen.
- Je leert de verschillende betekenissen van de persoonlijke voornaamwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Personal Pronomen 
persoonlijke voornaamwoorden
Lesdoelen:
- In deze les leer je het onderwerp of lijdend voorwerp te vinden in een zin.
- Je leert de persoonlijke voornaamwoorden
 als onderwerp en als lijdend voorwerp toe te passen.
- Je leert de verschillende betekenissen van de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden?
Maak een keuze!
A
du mein
B
ohne um
C
er euch
D
bis für

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

1e naamval
ich  - ik 
du   - jij
er    - hij
sie  - zij
es   - het
wir  - wij
ihr   - jullie
sie   - zij
Sie   - u
4e naamval
mich     - mij
dich      - jou
ihn         - hem
sie         - haar
es          - es       
uns        - ons
euch     - jullie
sie         - hen
Sie        - u

Slide 5 - Slide

Maak een keuze!

Kennst du ..... (hem?
A
ihn
B
er

Slide 6 - Quiz

Maak een keuze!

(Wie) .... kann mein Handy reparieren?
A
Wer
B
Wen

Slide 7 - Quiz

Maak een keuze!
Ich kenne ... (jou)
A
du
B
dich

Slide 8 - Quiz

Maak een keuze!

Peter und Claudia, ich lade .... (jullie) ein.
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 9 - Quiz

Maak een keuze!

Der Preis ist € 20,-. Ich finde ....(hem) zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es

Slide 10 - Quiz

Maak een keuze!

(Wie).... interessiert sich für Mode?
A
Wie
B
Wen
C
Wer

Slide 11 - Quiz

Maak een keuze!

Wie findest du die Mode? Ich finde ....(het) schön!
A
ihr
B
sie
C
es

Slide 12 - Quiz

Vertaal!
Hij bezoekt u.
A
Es besucht sie.
B
Er besucht Ihr
C
Ihn besucht Sie.
D
Er besucht Sie.

Slide 13 - Quiz

Evaluatie lesdoelen:

Je kunt een onderwerp en een lijdend voorwerp herkennen in een zin
Je kent de persoonlijke vnw in de 1e en 4e naamval
Je kunt de goede vorm van het persoonlijk vnw gebruiken in een zin



Ja het is duidelijk voor mij
Ik moet me er nog in verdiepen maar dat gaat wel lukken
Ik heb extra hulp nodig

Slide 14 - Poll