Twents Carmel College

naamvallen met voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden

Voorzetsels en voornaamwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorzetsels en voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Voorzetsels 3e naamval

Slide 3 - Slide

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na / naar
sinds
van
naar (personen)

Slide 4 - Slide

Voorzetsels 4e naamval

Slide 5 - Slide

bis
durch
für
gegen
ohne
um
tot
door
voor
tegen
zonder
om

Slide 6 - Slide

Voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

du
Ich bin nach ... an der Reihe
A
du
B
dir
C
dich

Slide 12 - Quiz

sie (mv)
Für ... ist das doch kein Problem.
A
sie
B
ihnen
C
ihr

Slide 13 - Quiz

Sie
Ich hoffe bald von ... zu hören.
A
Sie
B
Ihnen
C
Ihr

Slide 14 - Quiz

er
Wir machen uns große Sorgen um ...
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 15 - Quiz

ich
Kommst du mit ... ins Schwimmbad?
A
ich
B
mir
C
mich

Slide 16 - Quiz

Hast du das Handy (van mij) gekauft?

Slide 17 - Open question

(zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll.

Slide 18 - Open question

(met wie) macht ihr diese Stadtrundfahrt?

Slide 19 - Open question

Ich kriege kein Wort mehr (uit hem) heraus.

Slide 20 - Open question

Habt ihr einen Prospekt (voor ons) mitgebracht?

Slide 21 - Open question

Evaluatie
Wat vind je nog lastig? Geef precies aan wat

Slide 22 - Open question

Ende

Slide 23 - Slide