This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Geen vorm van to be (am/are/is/), to have got of can?
Dan gebruik je do of does om een zin vragend te maken.
I like chocolate. Do I like chocolate?
She likes chocolate. Does she like chocolate?
Bij he/she/it gebruik je does de rest do
Na do en does krijg je het hele werkwoord!
Geen vorm van to be (am/are/is/was/were), to have got of can?
Dan gebruik je don't of doesn't om een zin ontkennend te maken.
I like chocolate. I don't like chocolate?
She likes chocolate. She doesn't like chocolate?
Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je doesn't rest do
Na don't en doesn't krijg je het hele werkwoord!