Twents Carmel College

stofwisseling

1 / 120
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 120 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 3 Stofwisseling
B1
Chemie in cellen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
  • Je kunt omschrijven wat stofwisseling, assimilatie en dissimilatie zijn en wat er bij deze reacties met de energie gebeurt.

Begrippen: stofwisseling, chemische energie, assimilatie, dissimilatie, koolstofassimilatie, voortgezette assimilatie, energiedragers, ATP, ADP, AMP, NAD+, NADP+, fosforylering

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stofwisseling
  • Het geheel van chemische omzettingsprocessen in een organisme 
  • Ook wel metabolisme genoemd
  • Intensiteit basale metabolisme (ruststofwisseling): hoeveelheid zuurstof meten die een individu in rust verbruikt
  • O.a. afhankelijk van geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Organisch - anorganisch
Organisch:

  • groot, ingewikkeld gebouwd molecuul 
  • bevat een of meer koolstofatomen, altijd H-atomen en vaak ook O-atomen
  • afkomstig van organismen 

Anorganisch:
  • kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
  • stoffen die zowel in organismen voorkomen als in de levenloze natuur.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Chemische energie

Energie in atoombindingen (zie ruimtelijk model van glucose)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Structuurformule


welke atomen zijn aan elkaar gebonden...

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Vormen van stofwisseling
Er zijn twee vormen van stofwisseling:
- dissimilatie (afbraak)
- assimilatie (opbouw)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Assimilatie en dissimilatie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Assimilatie
Assimilatie is het maken van organische stoffen uit kleinere moleculen

Bij fotosynthese wordt glucose gemaakt: koolstofassimilatie (B3).
Glucose is een groot molecuul, met C, H en O atomen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Autotroof organisme
kunnen zelf glucose (organisch molecuul) maken uit CO2 en water (anorganische moleculen). 

Dit wordt koolstofassimilatie genoemd. Het proces fotosynthese is koolstofassimilatie met behulp van licht.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Heterotroof organisme
haalt zijn energie uit organische moleculen en is dus afhankelijk van andere organismen voor zijn voeding

Dit kan zonder zuurstof, maar gaat veel makkelijker met zuurstof


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Dissimilatie
Het afbreken van grote organische stoffen tot kleinere moleculen is dissimilatie (B5)

Dissimilatie is om energie vrij te maken voor celprocessen, zoals assimilatie of stoffentransport.
Koolstofassimilatie
Dissimilatie
Voortgezette assimilatie

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Assimilatie
Heterotrofe organismen doen ook aan assimilatie (B4).
- eiwitsynthese
- glycogeen
- vetten

Omzetten van voedingsstoffen naar lichaamseigenstoffen is assimilatie.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stofwisseling in cellen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Energiedragers
  • Adenosinetrifosfaat (ATP)
  • Adenosinedifosfaat (ADP)
  • Adenosinemonofosfaat (AMP)
  • Nicotinamide-adenine-dinucleotide (NAD+)
  • Nicotinamide-adenine-dinucleotide-fosfaat (NADP+)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

ATP

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

0

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Welke stof is organisch?
A
glucose
B
water
C
ijzer
D
koolstofdioxide

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen organische stof?
A
Glucose
B
DNA
C
Koolstofdioxide
D
Vetzuur

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de kenmerken van een organische stof?
A
Ze bevatten C/H/O-atomen
B
Het zijn relatief kleine moleculen
C
Ze worden gemaakt door organismen
D
Het zijn relatief grote moleculen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke van onderstaande antwoorden hebben betrekking op
an-organische stoffen?
A
Ze bestaan uit C/H/O-atomen
B
Ze komen uit de levenloze natuur
C
Het zijn relatief grote moleculen
D
CO2 is een organisch molecuul

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke van onderstaande moleculen zijn anorganisch?
A
Eiwitten
B
ijzer
C
Keukenzout (NaCl)
D
Glucose

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke van onderstaande moleculen
zijn organisch?
A
Koolhydraten
B
Aminozuren (bouwstenen eiwitten)
C
Mineralen
D
Vitamines

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:

.......... + zuurstof --> energie + water+ koolstofdioxide
A
melkzuur
B
fotosynthese
C
verbranding
D
glucose

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welk van deze organismen is autotroof?
A
gorilla
B
goudvis
C
geranium
D
gierzwaluw

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Het maken van glucose uit koolstofdioxide en water door autotrofe organismen heet ....
A
Assimilatie
B
Dissimilatie
C
Koolstofassimilatie
D
Voortgezette assimilatie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bij dit proces is energie nodig.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt het proces genoemd waarbij een energierijk ATP ontstaat door binding van een fosfaatgroep aan ADP?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Apo-enzym en co-enzym.

  • Apo-enzym: het eigenlijke 'eiwit'-enzym (hier blauw).
  • Co-enzym / cofactor: organisch / anorganisch molecuul dat nodig is voor de enzymwerking (hier rood).



Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld: een verteringsenzym

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Enzymactiviteit

= Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet.

Hangt af van:
  • Temperatuur
  • Zuurgraad
  • Substraat concentratie

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Enzymactiviteit

De enzymactiviteit kan worden uitgedrukt in:
  • de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet;
  • de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.
De enzymactiviteit kan ook worden afgeleid uit de tijd die een bepaalde hoeveelheid enzym nodig heeft om een bepaalde hoeveelheid substraat om te zetten.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

optimum pH
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

pH in het maagdarmkanaal

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

optimumtemperatuur

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

3.3 koolstofassimilatie

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

fotoautotrofen

Slide 46 - Slide

The purple sulfur bacteria (PSB) are part of a group of Proteobacteria capable of photosynthesis, collectively referred to as purple bacteria. They are anaerobic or microaerophilic, and are often found in stratified water environments including hot springs, stagnant water bodies, as well as microbial mats in intertidal zones.[5] Unlike plants, algae, and cyanobacteria, purple sulfur bacteria do not use water as their reducing agent, and therefore do not produce oxygen. Instead, they can use sulfur in the form of sulfide, or thiosulfate (as well, some species can use H2, Fe2+, or NO2−) as the electron donor in their photosynthetic pathways.[5] The sulfur is oxidized to produce granules of elemental sulfur. This, in turn, may be oxidized to form sulfuric acid.
Wat is de formule van fotosynthese?

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

Welke BINAS tabel vind je informatie over fotosynthese?

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

fotosysteem 2 (PSII)
water splitst in zuurstof , waterstofionen en elekronen. (zuurstof verlaat de bladgroenkorrel en wordt eventueel gebruikt bij de dissimilatie)  Licht → Elektronen aangeslagen → transport van H+ over het membraan de bladgroenkorrel in  elektronen worden doorgegeven aan PSI.

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Fotosysteem 1 (PSI)
Licht → Electron aangeslagen → transport van H+ over het membraan de cel in → concentratieverschil H+ ontstaat → als H+ de cel verlaat wordt NADPH,H+  gevormt → electron gaat terug naar chlorofyl.

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Pak je BINAS erbij! 
TABEL 69B

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Welke stof is de initiële elektronendonor in de lichtreacties?
A
ATP
B
NADP
C
water
D
zuurstof

Slide 58 - Quiz

This item has no instructions

Waarvoor gebruiken de enzymen in de elektronentransportketen de energie van de elektronen?

Slide 59 - Open question

De enzymen gebruiken die energie om waterstofionen vanuit het stroma in het lumen te pompen.

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Upload een plaatje waarin je kan zien wat fosforylering is.

Slide 62 - Open question

This item has no instructions

Slide 63 - Video

This item has no instructions

Slide 64 - Video

This item has no instructions

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

Donkerreactie
6CO2 + 18ATP+12NADPH → C6H12O6 + 6 H2O

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Slide 67 - Video

This item has no instructions

Pak je BINAS erbij! TABEL 69C.
koolstof vastleggen
3 x 5 C = 15 C
3 x 5 C = 18 C
6 x 3 C = 18 C

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

reductie
5 x 3 C = 15 C

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

regeneratie van de CO2 - acceptor: RuBp
3 x 5 C = 15 C

Slide 70 - Slide

This item has no instructions

3 x 5 C = 15 C
LET OP: je hebt nu een 'halve' glucose!

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

Als in een experiment de donkerreacties worden geremd, wordt de niet-cyclische fotofosforylering ook snel geremd.

Waardoor zal deze remming worden veroorzaakt?

Slide 72 - Open question

This item has no instructions

In afbeelding 3 (zie vraag 29) is een onderzoek weergegeven naar de zuurstof die ontstaat bij de fotosynthese. Bij een deel van het experiment bleek radioactieve zuurstof vrij te komen uit de planten. Hoe waren de radioactieve zuurstofatomen aan de planten toegediend?

Slide 73 - Open question

This item has no instructions

Slide 74 - Video

This item has no instructions

Slide 75 - Video

This item has no instructions

Chemosynthese
Chemosynthese 
  • Vorm van koolstofassimilatie 
  • Energiebron = (zon)licht anorganische stof

Uitgevoerd door chemoautotrofe bacteriën

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

Slide 77 - Slide

This item has no instructions

Slide 78 - Slide

This item has no instructions

In je BINAS (tabel 69C) zie je dat er ook 6 H2O nodig is. Waarvoor zijn die nodig?

Slide 79 - Open question

This item has no instructions

Bas 5 voortgezette assimilatie

leerdoelen:

  • weten wat voortgezette assimilatie is
  • weten hoe plantencellen van glucose andere koolhydraten, vetten en eiwitten maken
  • weten hoe andere organismen koolhydraten, vetten en eiwitten maken

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

voortgezette assimilatie

Slide 81 - Slide

This item has no instructions

opbouw koolhydraten

Slide 82 - Slide

Een monosacharide bevat 5 of 6 C-atomen. Door een OH-groep is de monosacharide goed oplosbaar. Opgelost kan het molecuul als ring of als keten voorkomen. In een ring worden de C-atomen genummerd. C1 en C5 binden zodat een ring ontstaat.
Bij de koppeling van 2 monosachariden tot 1 disacharide komt water vrij, dit heet een condensatiereactie, water is nl een klein molecuul.
Polymerisatie is het koppelen van veel glucosemoleculen aan elkaar. Bij zetmeel wordt een spiraal gevormd. Zetmeel heet ook wel amylose.
vormen polysachariden

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

Eiwitopbouw bij planten
  • Planten kunnen uit glucose en nitraat eiwit maken
  • Soms ook sulfaat nodig
  • nitraat en sulfaat via wortels opgenomen

Slide 84 - Slide

This item has no instructions

Eiwitopbouw bij heterotrofen
• Dieren kunnen uit glucose geen eiwitten maken
• Kunnen wel eiwitten in aminozuren opdelen
• Hieruit worden andere aminozuren gemaakt
• Sommige kunnen dan nog niet gemaakt worden
• Die moeten via het voedsel binnen komen: essentiële aminozuren

Slide 85 - Slide

This item has no instructions

Slide 86 - Slide

This item has no instructions

algemene formule aminozuur

Slide 87 - Slide

This item has no instructions

twee aminozuren koppelen

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

typen structuur eiwitten

Slide 89 - Slide

tertiaire structuur is het gevolg van bindingen tussen aminozuren, vooral cysteïne die onderling zwavelbruggen aangaan.
Zwavelbrug bij tertiaire structuur

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

Vetten
  • Worden ook wel lipiden genoemd
  • Isolerende functie en reservebrandstof
  • Vetten hebben geen invloed op osmotische waarde: bijna niet oplosbaar
  • Energie-dichtheid is groot: 38,5 kJ per gram
  • Vet als hormoon: steroïdhormoon

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

vorming vetmolecuul

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

fosfolipide

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

Glycolyse
 glucosemolecuul wordt in twee delen gesplitst -> 2x pyrodruivenzuur (C3H4O3). In het cytoplasma en anaeroob.

Door naar mitochrondrium, kost energie!

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

Slide 96 - Slide

This item has no instructions

Slide 97 - Slide

This item has no instructions

citroenzuurcyclus
De anaerobe vorming van acetyl-co-enzym A
pyrodruivenzuur bindt aan co-enzym A

Koolstofioxide spitst af (decarvoxylering)
 
Acetylgroep gaat de citroenzuurcyclus in, bindt aan oxaalazijnzuur en vormt citroenzuur

Slide 98 - Slide

This item has no instructions

De citroenzuurcyclus (zie binas!)
Citroenzuurmoceculen worden verder afgebroken tot CO2-moleculen en energierijke elektronen.

Verloopt anaeroob

Slide 99 - Slide

This item has no instructions

Slide 100 - Link

This item has no instructions

opbrengst oxidatieve fosforilering
NADHH levert 3 APT op
FADH levert 2 ATP op
totaal 34 ATP + 4 ATP uit citroenzuurcyclus en glycolyse

Slide 101 - Slide

This item has no instructions

Slide 102 - Slide

This item has no instructions

Slide 103 - Slide

This item has no instructions

anaërobe dissimilatie
stap 1 - glycose 
stap 2 - alcohol gisting of melkzuurgisting 

Slide 104 - Slide

This item has no instructions

Gisting
Anaerobe afbraak van koolhydraten

melkzuurgisting
alcohole gisting


Slide 105 - Slide

This item has no instructions

verzuring
Melkzuur  in spieren

afgevoerd (lagere bloed-pH)

in lever:
2 melkzuur -> glucose

Slide 106 - Slide

This item has no instructions

stap 1: glycolyse
= glucose omzetten in pyrodruivenzuur (pdz)
  •  in het cytoplasma
  •  kost activeringsenergie (2 ATP)
  •  H+ en electronen worden vrijgemaakt bij de vorming van pdz
  •  deze worden gekoppeld aan 2NAD+ (transportmolecuul) (2 NADH,H+)
  •  er komt 4 ATP vrij >> dus netto een winst van 2 ATP

 

Slide 107 - Slide

This item has no instructions

Er zijn nu 2 problemen op te lossen:
  • Pyrodruivenzuur is giftig -> moet weg
  • NAD+ zit vol H -> NADH,H+ moet weer NAD+ worden: waar blijft de cel met de H? (stap 4)

Er twee mogelijkheden:



aërobe dissimimilatie
anaërobe dissimimilatie
met O2
zonder O2

Slide 108 - Slide

This item has no instructions

stap 2: zonder O2
De H+ en electronen van NADH2 worden gekoppeld aan PHZ -> melkzuur
  • glucose -> PHZ  -> 2 melkzuur + 2 ATP

OF:
Eerst wordt CO2 afgekoppeld  (=decarboxylatie) van PHZ waarbij ethanal ontstaat, dat weer H+ en electronen van NADH2 overneemt: 
  • glucose -> 2CO2 + 2 ethanal 
  • 2 ethanal -> 2 ethanol + 2 ATP

Proces 1 en 2 leveren na de glycose geen extra ATP meer op; de opbrengst is dus 2 ATP!
N.B. aërobe dissimilatie leverde 36 ATP op

Slide 109 - Slide

This item has no instructions

Slide 110 - Slide

This item has no instructions

Slide 111 - Slide

This item has no instructions

Slide 112 - Slide

This item has no instructions

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

decarboxylering

Slide 114 - Slide

This item has no instructions

alcohol gisting
brood, bier, wijn, etc.
melkzuur gisting
spieren bij langdurig sporten

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

anaërobe dissimilatie
  • gisting genoemd
  • levert totaal 2 ATP op uit glycolyse 
  • in glycolyse gevormde NADH wordt omgezet in NAD+ dmv alcoholgisting of melkzuurgisting zodat glycolyse door kan gaan
mag je vergeten

X

Slide 116 - Slide

This item has no instructions

Stap 4
Oxidatieve fosforylering
NADH,H+ en FADH2 staan energierijke elektronen af aan de binnenmembranen van mitochondriën voor de synthese van ATP.
Verloopt aeroob!

Energiearme elektronen en H+ binden aan zuurstof

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

Glycolyse in de Binas

Slide 118 - Slide

This item has no instructions

Acetyl-co-enzyn A 
+ citroenzuurcyclus

Vorming van Acetyl-CoA en de citroenzuurcyclus vinden plaats in de matrix -> vloeistof omsloten door het membraan van de mitochondriën.

Voor de dissimilatie van één glucosemolecuul vinden alle reacties twee keer plaats.

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

Slide 120 - Slide

This item has no instructions