Twents Carmel College

genetica

hst 2a Erfelijkheid
leerstof bst 1 tm 3 van het boek 2b
en
de theorie op leswijs/learnbeat
en 
aantekeningen / ppt
1 / 73
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 73 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

hst 2a Erfelijkheid
leerstof bst 1 tm 3 van het boek 2b
en
de theorie op leswijs/learnbeat
en 
aantekeningen / ppt

Slide 1 - Slide

bst 1 genotype en fenotype
leerdoelen: 
kunnen omschrijven wat genotype en fenotype is.

kunnen uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben

Slide 2 - Slide

genetica(erfelijkheidsleer)

Slide 3 - Mind map

 Erfelijk materiaal
(bijna) Elke cel van een organisme heeft een celkern met daarin het erfelijk materiaal.
Dit erfelijk materiaal zit vastgelegd in DNA moleculen.
Het menselijk lichaam bevat per cel 46 chromosomen die voor het grootste gedeelte bestaan uit DNA. 

Slide 4 - Slide

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heb je van je moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van DNA?
A
het maken van eiwitten
B
het coderen voor eiwitten
C
het coderen voor RNA
D
het maken van RNA

Slide 6 - Quiz

Genotype en fenotype
Genotype

Fenotype


Slide 7 - Slide

genotype
Fenotype
XY
kan niet veranderen!
is erfelijk
kan soms tijdens het leven veranderen
is niet overerfbaar
bloedgroep A
Is niet altijd zichtbaar

Slide 8 - Drag question

genotype en fenotype

Slide 9 - Slide

Een eiige tweelingen hebben wel het zelfde genotype maar niet perse het zelfde fenotype
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 11 - Quiz

Hebben al jouw cellen hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 12 - Quiz

bst 2 chromosomen
Een menselijke cel bevat dus 46 chromosomen
23 van je moeder en 23 van je vader.
Alle cellen in je lichaam zijn een combinatie van jouw beide ouders. 
Dat je toch meer op de ene ouder lijkt dan op de andere komt doordat sommige eigenschappen dominant zijn (dit komt in de volgende lessen nog terug)

Slide 13 - Slide



44 chromosomen zijn autosoom (chromosomen paren 1 tm 22)
2 chromosomen zijn geslachtschromosomen (X en Y)

Slide 14 - Slide

Karyogram mens

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Hoe groot is de kans op een jongen?


vader heeft XY moeder heeft XX
vader geeft 1 chromosoom door de moeder ook.
schema:

Slide 18 - Slide

Hoe groot is de kans op een jongen?

Slide 19 - Open question

De kans op een jongen is dus
50%

Want de moeder geeft altijd een X chromosoom
De vader geeft een X of een Y de kans op beide is 50%.
Dus XY = 50%

Slide 20 - Slide

bst 3 genen en allelen
Op de chromosomen liggen al je erfelijke eigenschappen vast zoals haarkleur en oogkleur maar ook muzikaliteit en temperament 

Slide 21 - Slide

verschil tussen genen en allelen
genen heeft iedereen dezelfde. Bijv: Iedereen heeft 2 genen voor oogkleur en 2 genen voor haarkleur.

Allelen zijn de invulling van de genen dus hoe zien de genen eruit Bijv: allel voor blauwe ogen of allel voor bruine ogen

Iedereen heeft ook 2 allelen per eigenschap ( 1 uitzondering maak daar komen we later op terug)

Slide 22 - Slide

Allelen
Genen
blauw
kleur ogen

Iedereen heeft dezelfde
Niet iedereen heeft dezelfde
Bloedgroepen
Ia, Ib, i

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Slide

Hoe kom je aan je oogkleur?
Genotype vs. fenotype

Twee gelijke allelen = homozygoot
Twee verschillende allelen = heterozygoot

Slide 25 - Slide

homozygoot vs heterozygoot


Twee dezelfde allelen voor één eigenschap: Homozygoot

 Twee verschillende allelen voor één eigenschap: Heterozygoot


Slide 26 - Slide

Voortplanting 
  • Wat betekend hetero?
  • Wat betekend homo?
  • 2 de zelfde allelen = homozygoot
  • 2 verschillende allelen=heterozygoot

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Kruisingsschema

Slide 29 - Slide

 kruisingsschema

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Intermediair fenotype in een kruisingsschema.

Slide 32 - Slide

Voor het uitrekenen van genetische vraagstukken gebruiken we altijd een kruisingsschema!  
Hierin zetten we de eicellen en zaadcellen. 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

nieuwe termen
homozygoot
heterozygoot
dominant
recessief
genotype
fenotype
genen
allelen

Slide 35 - Slide

Intermediair
Twee allelen zijn beide dominant en komen beide tot uiting in het fenotype.
Bv een rode en een witte roos worden gekruist, wit en rood zijn intermediair en de nakomelingen krijgen hierdoor rose bloemen.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Stambomen
mannen zijn een vierkantje
vrouwen zijn een rondje

Slide 38 - Slide

Bij de fruitvlieg is het gen voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het gen voor zwarte lichaamskleur (g). Twee vliegen worden gekruist en kregen 158 grijze en 49 zwarte nakomelingen. Wat i het genotype van de ouders?
A
GG en Gg
B
Gg en Gg
C
GG en GG
D
Gg en gg

Slide 39 - Quiz

Iemand die zijn tong kan rollen heeft allel R. Een persoon die zijn tong niet kan rollen rr heeft twee zussen die dit wel kunnen. Wat kan het genotype van de zussen zijn?
A
RR
B
RR en Rr
C
rr

Slide 40 - Quiz

Lethale factor
Sommige allelen hebben een mutatie waardoor ze de levensvatbaarheid van een organisme kunnen beinvloeden.
Als een organisme twee allelen met mutatie heeft is het niet levensvatbaar en wordt dus niet eens geboren!! Dit betekent dat in de populatie een bepaalt genotpe compleet ontbreekt.

Slide 41 - Slide

X- chromosomale kruisingen
De meeste genen liggen op autosomale chromosomen: dus chromosoom 1 t.m. 22.
Er liggen echter ook genen op het X chromosoom
Het Y chromosoom is heel klein en hierop liggen (vrijwel) geen genen.
Dit heeft effect op de manier waarop genen die liggen op het X chromosoom overerven.

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

gekoppelde overerving

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Multipele allelen

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Video

dihybride kruisingen
alleen vwo

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Video

polygene overerving (geen toetsstof)

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Video

bst 6 DNA technieken 
leerdoel: je kunt omschrijven van biotechnologie inhoudt.
je kunt enkele DNA technieken in de biotechnologie beschrijven.

Slide 54 - Slide

biotechnologie
verzamelnaam voor alle technieken waarbij organismen door mensen gebruikt worden om een product te maken.
traditioneel: bv brood, bier, schimmelkaas (DNA van de organismen wordt niet veranderd)
modern: antibiotica, insuline productie, transgene planten
(DNA van de organismen wordt wel veranderd)

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Link

Genetische modificatie
Veranderen van het genetisch materiaal van een organisme, vaak met 'knipenzymen' uit bacteriën

DOEL:
het verbeteren van het organisme door een eigenschap toe te voegen of juist te verwijderen.

Slide 58 - Slide

Afb 1 genetische modificatie blz 142

Slide 59 - Slide

Lees: Appelbomen zonder schurft.
Heeft men een stuk DNA toegevoegd of eruit gehaald? Leg uit.

Slide 60 - Open question

lees: Stonewashed Spijkerbroeken
van welke organismen is het DNA veranderd?

Slide 61 - Open question

lees: Aardappels zonder ziekte
Wat doen de genen van bijen en motten in de aardappelplant?

Slide 62 - Open question

lees: gouden rijst
Waarom zou je zoveel moeite doen om een gen uit mais in rijst te krijgen. Je kan ook gewoon mais eten toch?

Slide 63 - Open question

A aanbrengen van veranderingen in het genotype van organismen


B technieken waarbij organismen gebruikt worden om producten voor de mens te maken.
C verzamelnaam voor alle technieken waarmee het DNA van organismen wordt veranderd
biotechnologie
genetische modificatie
recombinant DNA techniek

Slide 64 - Drag question

CRISPR-CAS
nobelprijs in 2020

sneller
gerichter
meerdere genen tegelijk
vaker succes

Slide 65 - Slide

CRISPR-CAS
de niewste, snelste, meest preciese knip- en plaktechniek.

kan ook meerdere genen tegelijk wijzigen

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Video

Wat is nu mogelijk met behulp van Crispr-Cas9?
A
Stimuleren van de menselijke afweer
B
Op elke gewenste plek knippen in DNA
C
'foute' genen in DNA repareren
D
Virussen bestrijden die zich in ons DNA inbouwen

Slide 68 - Quiz

Genetische modificatie
CRISPR-CAS: (gen-aanpassing) 
knippen, vervangen van genen

Genomics: studie aan hele DNA van een organisme
DNA-tests: vergelijk DNA-verwantschap
eDNA: DNA verzamelen uit omgeving, niet uit organisme
synthetische Biologie: kunstmatig maken van biologisch materiaal

Slide 69 - Slide

genomics
Studie naar DNA
bijvoorbeeld kanker onderzoek.
DNA vergelijking met gezonde mensen
medicijnen maken

Slide 70 - Slide

DNA tests
misdaadbestrijding
verwantschapstest
voedsel onderzoek
ziektes opsporen

Slide 71 - Slide

eDNA
environmental DNA (omgevings DNA)
via water onderzoeken welke diersoorten er in dit water leven

Slide 72 - Slide

Synthetische biologie
wetenschappers maken DNA 
in de toekomst kunnen we misschien bacteriën maken die afval eten.
Of computer data opslaan in een bacterie

Slide 73 - Slide