Twents Carmel College

Herhaling blok 5. Weten jullie het nog?

Waar waren we ook alweer?
Gisteren hebben jullie uitleg gehad over het typen van zakelijke e-mails.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Waar waren we ook alweer?
Gisteren hebben jullie uitleg gehad over het typen van zakelijke e-mails.

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
-We herhalen de belangrijkste punten van blok 5.
-We lezen samen een overtuigende tekst.
-Kahoot!

Slide 2 - Slide

Wat hebben we dit blok (5) ook alweer behandeld?
1. Fictie: spanning en rijm

2. Grammatica: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsels

3. Spelling: bezitsvorm en getallen

4. Lezen: Kernzin en het tekstdoel 'overtuigen'


Slide 3 - Slide

Spanning

Slide 4 - Mind map

Spanning
De hoofdpersoon is in gevaar.
Het verhaal speelt zich af op een bijzondere plek.
Er is een geheim of een raadsel.
Uitstel: de schrijver laat je in spanning wachten.

Slide 5 - Slide

Rijm
Gepaarde rijm en gekruiste rijm

Slide 6 - Slide

In de zomer schijnt de zon.
Ik wist niet dat ik zo rijmen kon.

Dit is een voorbeeld van:
A
Gepaarde rijm
B
Gekruiste rijm

Slide 7 - Quiz

Nederlands is een leuk vak
Dat is wat de leraar zei
Ik vind het maar kak
Kunnen schrijven is niks voor mij
A
Gepaarde rijm
B
Gekruiste rijm

Slide 8 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord:
De mooie ketting
De leren jas
De lieve kat

Het wordt bijgevoegd aan een zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Slide

Voorzetsel
Voorzetsels zeggen iets over het zelfstandig naamwoord.
De meeste voorzetsels kun je invullen op de puntjes van een van de volgende woordgroepen ‘... de kamer’, ‘... het feest’ of ‘... het bureau’.

IN de kamer, BIJ het feest, OP het bureau. Als geheugensteuntje kan je altijd aanhouden dat 'de kast' erachter moet kunnen staan.

Slide 10 - Slide

Wijs de voorzetsels aan.
A
Naar, met, tegen, onder, boven, zonder
B
De, het, een
C
In, voor, op, uit, tegenover
D
Lieve, mooie, rode, groene

Slide 11 - Quiz

Voltooid deelwoord als bijv. nw.
Een voltooid deelwoord kan ook een bijvoeglijk naamwoord zijn:

De hond is uitgelaten -> De uitgelaten hond.
De scheidsrechter bestrafte de voetballer. -> De bestrafte voetballer.
De band moest opgepompt worden. -> De opgepompte band.

Je schrijft dit zoals je het hoort, en altijd zo kort mogelijk:
De vergro(t)e beelden, de gere(dd)e zeehond

Slide 12 - Slide

Kiest de juist gespelde bezitsvorm
A
Mijn moeders auto
B
Mijn moeder's auto
C
Silvia's nieuwe recept
D
Silvias nieuwe recept

Slide 13 - Quiz

Bezitsvorm
Mijn zusjes kleren
Mijn opa's schuurtje
Niels' nieuwe fiets

Slide 14 - Slide

Getallen
In teksten maken we zoveel mogelijk gebruik van vol uitgeschreven cijfers, tenzij dit het voor de lezer onduidelijk maakt.
Tot het getal twintig (20) schrijven we over het algemeen voluit, maar ook hele getallen zoals vijftig, honderd, duizend en een miljoen. Als het woord maar niet te lang wordt.

We schrijven natuurlijk niet vierhonderdéénenzestigduizend in plaats van 461.000. Dit is niet duidelijk.

Maar: Maten, gewichten, recepten en bijvoorbeeld handleidingen maken wel gebruik van cijfers. Dat is duidelijker. (50 gram suiker, 150 cc motor, 2 theelepels honing, 20 cc morfine)

Slide 15 - Slide

Kernzin
De zin uit een stuk tekst (alinea) die het meest aangeeft waar de tekst over gaat. Vaak de eerste zin, maar dat hoeft niet.

Slide 16 - Slide

Overtuigende tekst
In een overtuigende tekst wil de schrijver jou overtuigen van zijn mening. Het doel van de tekst is dus dat je de mening aanneemt van de schrijver. Hiervoor gebruikt de schrijver argumenten waarmee hij zijn mening onderbouwt.

Recensie over de film Angry Birds 2

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide