Twents Carmel College

Project: Hoe werkt het menselijk lichaam

De stelsels
Vorig jaar hebben jullie verschillende organismen leren kennen.
We hebben het organisme van cel tot stelsels bekeken.
We hebben gekeken wanneer het een organisme is, met de 7 levensverschijnselen. Weet je ze nog?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De stelsels
Vorig jaar hebben jullie verschillende organismen leren kennen.
We hebben het organisme van cel tot stelsels bekeken.
We hebben gekeken wanneer het een organisme is, met de 7 levensverschijnselen. Weet je ze nog?

Slide 1 - Slide

Noem de stelsels die je nog kent!

Slide 2 - Mind map

In deze les gaan we kijken naar: 

  • Het ademhalingsstel
  • het bloedvatenstelsel met het hart
  • het verteringsstelsel
  • het zenuwstelsel
  • het uitscheidingsstelsel
  • het hormoonstelsel
  • het lymfestelsel

Slide 3 - Slide

Alles is met elkaar verbonden!
Om te kunnen leven hebben al onze cellen energie nodig.
Deze energie krijgen onze cellen door het verbranden van voedsel.
Het voedsel kan alleen verbranden met zuurstof.
Het voedsel en de zuurstof komt via het bloed in onze cellen.
In de cellen vindt de verbranding plaats

Slide 4 - Slide

Het ademhalingsstelsel:
Hoe komt de zuurstof in ons bloed
  • Via de neusholte (1) of mondholte (2) komt de zuurstof binnen.
  •  via de keelholte komt het langs het strottenhoofd (4) in de luchtpijp
  • via de luchtpijp(5)komt het in de bronchiën
  • via de bronchiën (6) in de luchtpijptakjes en dan in de longblaasjes.(7)
  • In de longblaasjes wordt de zuurstof op genomen in het bloed.
  • Hier wordt dan ook koolstofdioxide weer afgegeven aan de longblaasjes.

Slide 5 - Slide

Het verteringsstelsel
  • In de mondholte kauwen we het voedsel fijn  en komt er speeksel bij.
  •  Via de slokdarm komt het in de maag. Het maagzuur dood bacterien en samen met spijsverteringssappen wordt het voedsel grotendeels verteerd.

Slide 6 - Slide

  • De maag laat het voedsel door naar de twaalfvingerige darm. Daar wordt er gal vanuit de galblaas en verteringssappen vanuit de alvleesklier toegevoegd.
  • Het voedsel gaat verder naar de dunne darm. Het reeds verteerde voedsel wordt daar opgenomen in het bloed.
  • Water met het resterende voedsel gaat naar de dikke darm. Hier wordt het water eruit gehaald en de voedsel resten ingedikt
  • Het restant gaat naar de endeldarm waar het naar buiten kan via de anus.

Slide 7 - Slide

Het bloedvatenstelsel
  • Via het bloedvatenstelsel wordt het bloed met de opgenomen of afgegeven stoffen rond gepompt.
  • Het bloedvatenstelsel bestaat uit 2 delen: de kleine bloedsomloop (hart-longen-hart) en de grote bloedsomloop(hart-lichaam-hart). Samen de dubbele bloedsomloop omdat deze twee keer het hart passeert.

Slide 8 - Slide

Bloedvaten
De bloedsomloop bevat 3 soorten bloedvaten:
  1. De slagaders, deze vervoeren zuurstofrijk bloed. (behalve longslagader), hebben een dikke wand en geen kleppen.
  2. De aders, vervoeren zuurstof arm bloed. (behalve longader), hebben kleppen en een minder dikke wand
  3. De haarvaten, hier vindt uitwisseling van stoffen plaats. hebben een zeer dunne wand van 1 cellaag dik.

Slide 9 - Slide

Het hart
  • Het hart is een grote spier die het bloed rond pompt.
  • Het hart bestaat uit 2 kamers (rechter nr 7 en linker nr 5) en 2 boezems ( rechts nr 9 en links nr 3) met daartussen hartkleppen.
  • De boezems ontvangen het bloed , rechts zuurstofarm  en links zuurstofrijk bloed vervolgens stroomt het naar de kamers.
  • Daarna vanuit de linker kamer  naar de Aorta (1) en vanuit de rechterkamer naar de longslagader (2)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Uitscheidingsstelsel
  • De nieren filteren de afvalstoffen uit het bloed.
  • De afvalstoffen worden als urine via het nierbekken en de urine leider afgevoerd naar de blaas.
  • In de blaas wordt de urine opgeslagen tot het via de urine buis het lichaam kan verlaten. 

Slide 12 - Slide

Het hormoonstelsel
  • Het hormoonstelsel bestaat uit verschillende hormoonklieren, die hormonen afgeven aan het bloed. Hormonen regelen processen in het lichaam. 
  • een voorbeeld is het hormoon insuline. Dit wordt gemaakt in de alvleesklier en regelt de suikerhuishouding.

Slide 13 - Slide

Het lymfestelsel
  • Het lymfestelsel bestaat uit lymfevaten en lymfeklieren. Het is belangrijk voor de afweer tegen ziekten en infecties, en voor het opruimen van afvalstoffen uit de weefsels.
  • Het zorgt voor het evenwicht van het vochtgehalte in weefsels.

Slide 14 - Slide

Welke stelsels heb ik nodig om in de cellen verbranding te laten plaats vinden?
A
Ademhalingsstelsel en bloedvaten stelsel
B
verteringsstelsel en bloedvatenstelsel
C
Ademhalingsstelsel, verteringsstelsel en bloedvaten stelsel
D
alle stelsels

Slide 15 - Quiz

Waar vindt de opname van zuurstof in het bloed plaats?

Slide 16 - Open question

Met welk stelsel wordt glucose opgenomen in het bloed?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het ademhalingsstelsel
D
het spierstelsel

Slide 17 - Quiz

Welke kant van het hart ontvangt zuurstofrijk bloed
A
links
B
rechts

Slide 18 - Quiz

Welke organen horen bij de kleine bloedsomloop
A
hart-longen en hersenen
B
hart en alle overige organen
C
Hart-longen en Aorta
D
hart en longen

Slide 19 - Quiz

Vanuit welke grote ader komt het bloed in de rechter harthelft?
A
De holle ader
B
De aorta
C
De longader
D
De halsader

Slide 20 - Quiz

Heleen zegt dat de slagaders een dikke spierwand hebben en geen kleppen tussen de wanden.

Bert zegt dat aders zuurstof armbloed vervoeren en wel kleppen hebben.
Wie heeft/hebben gelijk?
A
Alleen Heleen
B
Alleen Bert
C
Allebei
D
geen van beide

Slide 21 - Quiz

In welk orgaan wordt gal opgeslagen en wat is de functie van gal?
A
het wordt opgeslagen in de lever en zorgt voor de verkleining van vetten
B
het wordt opgeslagen in de lever en zorgt voor de verkleining van koolhydraten
C
het wordt opgeslagen in de galblaas en zorgt voor de verkleining van vetten
D
het wordt opgeslagen in de galblaas en zorgt voor de verkleining van koolhydraten

Slide 22 - Quiz

Hoe heet het hormoon dat in de alvleesklier gemaakt wordt?
A
adrenaline
B
insuline
C
cortisol
D
thyroxine

Slide 23 - Quiz

Uit welke delen bestaat het zenuwstelsel?

Slide 24 - Open question