What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Twents Carmel College
Visit the website
‹
Return to search
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Lesdoelen:
-Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
-Ik ken de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden
-Ik kan deze regels toepassen
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zwakke werkwoorden
Lesdoelen:
-Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
-Ik ken de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden
-Ik kan deze regels toepassen
Slide 1 - Slide
timer
0:45
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 2 - Mind map
Persoonlijk voornaamwoord
-> Een woord dat naar een persoon, voorwerp of groep personen verwijst.
-> u = Sie ALTIJD een
hoofdletter
, ook midden in de zin!
-> Ezelsbruggetje:
IDEWIS
Slide 3 - Slide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie
Sie
sie
Slide 4 - Drag question
timer
1:00
Wat zijn zwakke werkwoorden?
Slide 5 - Mind map
Zwakke werkwoorden
-> Werkwoorden
zonder klankverandering
in de stam volgens
vaste regels
worden vervoegd.
Wat heb je nodig?
1. Stam
2. Juiste persoon
3. Uitgang
Slide 6 - Slide
Zwakke werkwoorden
'
'
'
-> Hele werkwoord -(e)n
Slide 7 - Slide
Zwakke werkwoorden
Slide 8 - Slide
Zwakke werkwoorden
.
-> Ezelsbruggetje: (fe)ESTTENTEN
Slide 9 - Slide
IDEWIS
(fe)
esttenten
Slide 10 - Slide
Vervoeg het Duitse zwakke werkwoord
spiel
en
(= spelen).
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
spielen
spielen
spielst
spiele
spielt
spielt
Slide 11 - Drag question
Schrijf de stam op van het werkwoord:
wohnen
Slide 12 - Open question
Schrijf de stam op van het werkwoord:
zweifeln
Slide 13 - Open question
Schrijf de stam op van het werkwoord:
schreiben
Slide 14 - Open question
Schrijf de stam op van het werkwoord:
gehen
Slide 15 - Open question
spielen
Ich ______ Volleyball.
Slide 16 - Open question
kommen
___________ du heute vorbei?
Slide 17 - Open question
lachen
Das Kind ___________.
Slide 18 - Open question
wohnen
Wir _______ in den Niederlanden
Slide 19 - Open question
machen
Was ________ ihr am liebsten?
Slide 20 - Open question
essen
Was ________ Sie gerne?
Slide 21 - Open question
Ik snap het persoonlijk voornaamwoord en de zwakke werkwoorden
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 22 - Poll