Beweringsvragen Stappenplan
1. Herkennen van de vraag : de antwoorden zijn genummerd: 1, 2, … Je moet meestal antwoorden met ja/nee of waar/niet waar.
2. Lees eerst de antwoorden en streep je zoekterm aan:
- Namen, plaatsen (eigennamen, bedrijven, merken) (landen, steden, …)
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid, op jonge leeftijd) en tijdsaanduidingen (vandaag de dag, in het begin)
- “Internationale” woorden (discriminatie, autoriteit, informatica)
3. Let op: bij signaalwoorden staan antwoorden! Markeer ze dus.
4. Kom je er echt niet meer uit? Slim gokken.
Staan er woorden in de bewering die antwoorden fout maken?
Past ‘t in de “Grote Lijn”?