Twents Carmel College

2HV - Paragraaf 1.1 en 1.2

2HV
Thema 1: 
Verbranding en ademhaling
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2HV
Thema 1: 
Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Slide

Voorkennis activeren

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over cellen ?

Slide 3 - Slide

Cellen

Slide 4 - Mind map

Dierlijke cel

Slide 5 - Slide

Plantaardige cel

Slide 6 - Slide

Celmembraan
Celkern
Kernplasma
Kernmembraan
Cytoplasma

Slide 7 - Drag question

Welke van deze celorganellen komt wel voor in een plantaardige cel en niet in een dierlijke cel?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Bladgroenkorrels
D
Cytoplasma

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van de celkern?

Slide 9 - Open question

Hebben dierlijke cellen een celwand, ja of nee?
A
JA
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Paragraaf 1.1 en 1.2

Slide 11 - Slide

Fotosynthese
  • Bij fotosynthese gebruiken bladgroenkorrels  de energie uit zonlicht om koolstofdioxide en water om te zetten in glucose
  • Fotosynthese vindt plaats in alle groene delen van een plant.

Slide 12 - Slide

Fotosynthese

Slide 13 - Slide

Wat gebeurt er niet bij de fotosynthese?
A
Afbraak van glucose
B
Afbraak van koolstofdioxide
C
Aanmaak van zuurstof
D
Aanmaak van glucose

Slide 14 - Quiz

Waar haalt een plant de energie vandaan voor de fotosynthese?
A
Uit de bladgroenkorrels
B
Uit glucose
C
Uit de bodem
D
Uit zonlicht

Slide 15 - Quiz

water + A + energie → B + zuurstof
Welk woord ontbreekt bij A
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Glucose
D
Pizza

Slide 16 - Quiz

water + A + energie → B + zuurstof
Welk woord ontbreekt bij B
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Glucose
D
Pizza

Slide 17 - Quiz

De reactievergelijking van fotosynthese


water + koolstofdioxide + energie → glucose + zuurstof

Slide 18 - Slide

Stofwisseling
  • Het omzetten van stoffen in andere stoffen.
  • Fotosynthese is een vorm van stofwisseling.
  • In alle organismen vindt stofwisseling plaats > hierdoor kunnen organen bewegen en kan de lichaamstemperatuur op peil gehouden worden. 

Slide 19 - Slide

Verbranding
  • Verbranding is ook stofwisseling > glucose wordt omgezet in andere stoffen. 
  • Dit vindt in iedere cel van het lichaam plaats, dag en nacht.
  • Zonder verbranding gaat een cel > weefsel > orgaan > orgaanstelsel > organisme dood. 
  • Voor verbranding in het lichaam is geen vuur nodig, maar glucose. Cellen gebruiken glucose als brandstof. 
  • Voor verbranding is naast een brandstof ook zuurstof nodig. 

Slide 20 - Slide

Hoe heet de afbraak van glucose?
A
Fotosynthese
B
Ademhaling
C
Verbranding
D
Vertering

Slide 21 - Quiz

Welke brandstof gebruiken mensen bij de verbranding?
A
Bladgroenkorrels
B
Mitochondriën
C
Water
D
Glucose

Slide 22 - Quiz

Verbranding
Zuurstof + Brandstof → Koolstofdioxide + Water + Energie

Bij organismen:
Brandstof = Glucose
Energie = Warmte & Beweging

Zuurstof + Glucose → Koolstofdioxide + Water + Warmte + Beweging
De afbraak van glucose vindt plaats in mitochondriën: een celorganel.

Slide 23 - Slide

Verbranding en inspanning
  • Hoe meer lichamelijke inspanning, hoe meer energie er nodig is.
  • Hoe meer energie er nodig is, hoe meer verbranding en nodig is.
  • Hoe meer verbranding er nodig is, hoe meer zuurstof er nodig is > je longen en je hart werken harder > je gaat hijgen.

Slide 24 - Slide

Wat is stofwisseling

Slide 25 - Open question

Wat gebeurt er in de mitochondriën?

Slide 26 - Open question

Wanneer vindt er verbranding plaats in plantaardige cellen
A
Nooit
B
Alleen overdag
C
Alleen 's nachts
D
Overdag en 's nachts

Slide 27 - Quiz

Wanneer vindt de meeste verbranding plaats?
A
Als je actief bent
B
Als je net gegeten hebt
C
Als je slaapt
D
Als je net wakker bent

Slide 28 - Quiz

In welke organismen vindt verbranding plaats?
A
Alleen in planten
B
Alleen in dieren
C
In planten en dieren
D
Niet in planten en niet in dieren

Slide 29 - Quiz

In welke organismen vindt fotosynthese plaats?
A
Alleen in planten
B
Alleen in dieren
C
In planten en dieren
D
Niet in planten en niet in dieren

Slide 30 - Quiz