What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Twents Carmel College
Visit the website
‹
Return to search
Zwakke Werkwoorden + stam -D -T klank deel 1
Wiederholung
regelmatige werkwoorden +
werkwoorden met stam op -d of -t
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wiederholung
regelmatige werkwoorden +
werkwoorden met stam op -d of -t
Slide 1 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 2 - Slide
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te laten
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 3 - Slide
Vertaal:
du _____ (gaat)
Slide 4 - Open question
Vertaal:
Sie (u) ______ (wonen)
Slide 5 - Open question
Vertaal:
Peter ______ (schrijft)
Slide 6 - Open question
mache
gehst
spielen
lernt
ich
du
wir
es
Slide 7 - Drag question
0
Slide 8 - Video
Bijzonderheden
Stam eindigt op
-d
of
-t
òf
stam eindigt op
-m
of
-n na medeklinker
:
du, er/sie/es, ihr > krijgen een
extra 'e'
(dan is het makkelijker uit te spreken)
Slide 9 - Slide
Voorbeelden
reden (= praten) >
atmen (= ademen) >
du red
e
st
er red
e
t / sie red
e
t
ihr red
e
r
du atm
e
st er atm
e
t / sie atm
e
t
ihr atm
e
t
Slide 10 - Slide
Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 11 - Slide
Wat gebeurt er als de stam van een werkwoord eindigt op een
-T of een -D?
Slide 12 - Open question
Du ... (antworten)
A
antwortet
B
antwortest
C
antwortst
D
antworten
Slide 13 - Quiz
Er ... (melden) bei Frau Müller.
A
meldt
B
meld
C
meldet
D
meltet
Slide 14 - Quiz
Mila & Sophie ... (arbeiten) im Supermarkt.
A
arbeitest
B
arbeiten
C
arbeitet
D
arbeit
Slide 15 - Quiz
Herr Busch ... (baden) jeden Sonntag.
A
baden
B
badt
C
badest
D
badet
Slide 16 - Quiz
... (arbeiten) du in Enschede?
A
arbeitst
B
arbeit
C
arbeite
D
arbeitest
Slide 17 - Quiz
Er ... (finden) Schule toll.
A
find
B
findt
C
findet
D
finde
Slide 18 - Quiz
Ik weet hoe een werkwoordn met stam op -d of -t vervoegd moet worden
ja, ik snap het
redelijk, ik moet nog wel oefenen
ik vind het moeilijk
ik snap er niets van
help! ik heb meer uitleg nodig
Slide 19 - Poll