GOED FORMULEREN
- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken
- je kunt zinnen samentrekken
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
GOED FORMULEREN
- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken
- je kunt zinnen samentrekken
- bekijk het volgende filmpje
- in dit filmpje wordt uitgelegd wat een samentrekking is, maar ook wat een foutieve samentrekking is
- de woorden moeten hetzelfde zinsdeel zijn
(pv, ow, ...)
Goed: De leraar had het warm en (-) zette een raam open.
Fout: Rixt liet het glas vallen en (-) was gebroken.
de leraar
In deze zin is 'de leraar' in beide delen het onderwerp.
het glas
In deze zin zijn er twee verschillende onderwerpen, nl: 'de leraar' en 'het glas'.
- de woorden moeten hetzelfde getal zijn
(meervoud of enkelvoud)
Goed: Elza drinkt graag thee, maar Lotte (-) liever koffie.
Fout: Mijn ouders slapen in de caravan en ik (-) in de tent.
drinkt
Elza drinkt en Lotte drinkt - beide enkelvoud
slaap
Mijn ouders slapen = meervoud
Ik slaap = enkelvoud
- als je ow en pv in een zin samentrekt, moeten die op dezelfde plaats staan in de zin
wij
staan wij - gaan wij
Han
kwam Han - pv ow
Han had - ow pv
Goed: Vandaag staan wij vroeg op en gaan (-) zo snel mogelijk aan de slag met ons huiswerk.
Fout: Vanmorgen kwam Han te laat, want (-) had zich verslapen.
- de woorden moeten dezelfde betekenis hebben
zijn niet gekrompen
mijn T-shirts zijn gekrompen - mijn sokken zijn niet gekrompen
kromp
Lisa kromp ineen - Lisa verkrimpt / kromt ineen
Het truitje kromp - het truitje werd kleiner in de was
Goed: Mijn T-shirts zijn gekrompen, maar mijn sokken (-) niet (-) .
Fout: Lisa kromp ineen van de pijn en haar truitje (-) in de was.