Twents Carmel College

4 Trappen van vergelijking en als/dan

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 1 - Slide

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

Slide 2 - Slide

slim - slimmer - slimst

  1. Ik ben slim.
  2. Jij bent slimmer.
  3. En hij is het slimst.



Slide 3 - Slide

groot - groter - grootst

  1. Jij bent groot.
  2. Ik ben groter.
  3. Hij is het grootst.


Slide 4 - Slide

En nu jij ...


De boom is dik.
Die boom is ... ? ...
En deze boom is het dikst.

Slide 5 - Slide

En nu jij ...

Pim is sterk.
Mijn vader is sterker.
En hij is het ... ? ...

Slide 6 - Slide

En nu jij ...

De toren van Pisa is hoog.
De Eiffeltoren is ... ? ...
De Burg Khalifa is het hoogst.



Slide 7 - Slide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 8 - Slide

De rolstoel van Yu Feng is nieuw,
die rijdt ...
A
graag
B
minder
C
beter
D
liever

Slide 9 - Quiz

Rian heeft een dure rolstoel,
die rijdt het ...
A
best
B
minst
C
beter
D
graag

Slide 10 - Quiz

Limonade is niet duur,
het kost ...

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

OEFENING

In de volgende slides staan woorden.

 

Schrijf van ieder woord de vergelijkende trap op:

stellende trap - vergrotende trap - overtreffende trap

Fouten maken mag, verbeter deze wel!

Slide 14 - Slide

aardig

Slide 15 - Open question

saai

Slide 16 - Open question

broos

Slide 17 - Open question

duf

Slide 18 - Open question

raar

Slide 19 - Open question

fantastisch

Slide 20 - Open question

woest

Slide 21 - Open question

veel

(let op: dit is een bijzonder geval)

Slide 22 - Open question

weinig

(let op: dit is een bijzonder geval)

Slide 23 - Open question

Lees de twee zinnen goed

1. Jij vindt hem beter dan mij.


2. Jij vindt hem beter dan ik.


Beide zinnen zijn goed.

Leg in de volgende slide uit wat het verschil is in betekenis tussen beide zinnen.

Slide 24 - Slide

1. Jij vindt hem beter dan mij.

2. Jij vindt hem beter dan ik.

Slide 25 - Open question

Lees de twee zinnen goed

1. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan ik.


2. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan mij.


Beide zinnen zijn goed.

Leg in de volgende slide uit wat het verschil is in betekenis tussen beide zinnen.

Slide 26 - Slide

1. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan ik.

2. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan mij.

Slide 27 - Open question

In deze sportschool zijn senioren net zo welkom ___ jongeren.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quiz

Wouter speelt nog vaker computergames dan ____.
A
jij
B
jou

Slide 29 - Quiz

Zara had even veel punten gemaakt bij basketbal als ____.
A
ik
B
mij

Slide 30 - Quiz

Mary is goed in wiskunde, maar Richenda is nog beter ____.
A
als haar
B
als zij
C
dan haar
D
dan zij

Slide 31 - Quiz

Volgens mij krijg jij veel meer aandacht van Jonas ____.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 32 - Quiz

Onze trainer denkt dat het andere team even veel kans maakt op de beker ____.
A
als ons
B
als wij
C
dan ons
D
dan wij

Slide 33 - Quiz

Gaan jullie dit jaar weer naar dezelfde camping ____.
A
als hun
B
als zij
C
dan hen
D
dan zij

Slide 34 - Quiz

Mijn ouders voeden mijn broer precies hetzelfde op ____.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 35 - Quiz

Tjen zit liever naast Sarah dan naast Lotte, want hij vindt haar aardiger ____.
A
als haar
B
als zij
C
dan haar
D
dan zij

Slide 36 - Quiz

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 37 - Slide