Meetkunde hoofdstuk 2

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Een vierkant bestaat altijd uit 4 rechte lijnen die met elkaar verbonden zijn.

1. waar
2. niet waar

Bij een vierkant hoeven de lijnen niet precies even lang te zijn.

1. waar
2. niet waar

Bij een vierkant zijn alle lijnen precies even lang.

1. waar
2. niet waar

Hoeveel hoeken heeft een vierkant?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoeveel zijden heeft een vierkant?

1. 4
2. 3
3. 2
4. 1

De hoeken van een vierkant zijn even groot.

1. niet waar
2. waar

Een rechthoek heeft 4 hoeken.

1. waar
2. niet waar

Bij een rechthoek zijn de hoeken even groot.

1. waar
2. niet waar

Bij een rechthoek zijn de zijden allemaal even lang.

1. waar
2. niet waar

De 2 zijden die tegenover elkaar liggen, bij een rechthoek, zijn even lang.

1. waar
2. niet waar

Een rechthoek heeft altijd vier lange zijden.

1. waar
2. niet waar

Een rechthoek heeft altijd 2 lange en 2 korte zijden.

1. waar
2. niet waar

Aan het werk..

Hoofdstuk 2

opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 12, 13

Goed lezen wat de opdracht is!