This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 7 Stevigheid en Beweging
Slide 1 - Slide
Door het gips kunnen de twee helften van het bot weer aan elkaar vastgroeien.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Als bij de botbreuk de bothelften scheef staan, moeten ze eerst recht worden gezet voordat er gips om de arm gaat.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Kraakbeenweefsel is stevig en goed buigzaam.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Het meisje in afbeelding 1 kan rugklachten krijgen door op deze manier te tillen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Bekijk in afbeelding 2 de tekening van de situatie met osteochondrose.
Welke bewering is juist?
A
In het gedeelte met kraakbeen komt alleen lijmstof voor.
B
In het gedeelte met kraakbeen komt geen rood beenmerg voor.
C
In het gedeelte met kraakbeen komt geen tussencelstof voor.
Slide 6 - Quiz
Een andere aandoening aan het kraakbeen in gewrichten is artrose. Hierbij verdwijnt het laagje kraakbeen uit het gewricht. Welk gevolg kan het verdwijnen van het kraakbeen hebben?
A
De gewrichtskogel en de gewrichtskom slijten.
B
De gewrichtskogel kan niet meer bewegen in de gewrichtskom.
C
De gewrichtskogel komt te los in de gewrichtskom te liggen.
Slide 7 - Quiz
Met welk nummer is een wervel aangegeven?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
Slide 8 - Quiz
Een deel kan zodanig beschadigen dat een hernia ontstaat. Met welk nummer is dit deel aangegeven?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
Slide 9 - Quiz
Hieronder staan drie uitspraken over het skelet van organismen. 1 De meeste beenderen van het skelet zijn beweeglijk met elkaar verbonden. 2 Het skelet geeft bescherming tegen het binnendringen van bacteriën. 3 Het skelet geeft vorm aan het lichaam.
Welke stellingen zijn waar? Noteer alleen het nummer.
Slide 10 - Open question
Welke beenderen zijn onderdeel van de schoudergordel?
A
De dijbeenderen.
B
De halswervels.
C
De heupbeenderen.
D
De sleutelbeenderen.
Slide 11 - Quiz
Van drie varkens wordt een stukje rib onderzocht op het percentage lijmstof. De resultaten van dit onderzoek zijn in afbeelding 4 weergegeven.
Welk varken is waarschijnlijk het jongst?
A
Varken 1
B
Varken 2
C
Varken 3
Slide 12 - Quiz
In afbeelding 5 is een voorpoot van een koe schematisch getekend.
Wat is in de koeienpoot van afbeelding 5 met Q aangegeven?
A
Een dijbeen.
B
Een hielbeen.
C
Een knieschijf.
Slide 13 - Quiz
In afbeelding 5 is een voorpoot van een koe schematisch getekend.
Waaraan kun je zien dat een koe een hoefganger is?
A
Een koe loopt op de hele voetzool.
B
Een koe loopt op de toppen van de tenen.
C
Een koe loopt op de tenen.
Slide 14 - Quiz
Wat voor soort gewricht is het heupgewricht?
A
Een kogelgewricht.
B
Een rolgewricht.
C
Een scharniergewricht.
Slide 15 - Quiz
Wat zijn antagonisten?
A
Spieren die een buigende beweging maken.
B
Spieren die een strekkende beweging maken.
C
Spieren die ervoor zorgen dat de strekkende spier kan ontspannen.
D
Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft.
Slide 16 - Quiz
Een normale spier in ontspannen toestand heeft een bepaalde lengte. Een spier kan echter ook verkort zijn. Dit betekent dat de spier in ontspannen toestand korter is dan een normale spier. Dit kan allerlei pijnklachten opleveren. De te korte spier kan bijvoorbeeld over een zenuw schuren. Dit veroorzaakt een constante pijn.
Hoe kan een spier verkort raken?
A
Door de spier te veel te belasten.
B
Door de spier te ver op te rekken.
C
Door de spier te weinig te belasten.
Slide 17 - Quiz
Een van de testjes die de fysiotherapeut doet, is de pink van Thirza naar achteren strekken. Thirza kan haar pink meer dan 90 graden overstrekken. Dit is een teken van hypermobiliteit.
Waardoor kunnen hypermobiele mensen hun vingers ver naar achteren strekken?
Slide 18 - Open question
Hoe heet het stukje kraakbeen dat in de knie zit?
Slide 19 - Open question
Hypermobiliteit hoeft niet te leiden tot klachten. Bij sommige beroepen of hobby’s kan hypermobiliteit ook handig zijn, bijvoorbeeld bij balletdansen of turnen.
Leg uit waardoor hypermobiliteit ook handig kan zijn.
Slide 20 - Open question
Waardoor neemt de kans op een spierblessure af wanneer je een warming-up doet voor een intensieve sportsessie?
Slide 21 - Open question
In afbeelding 7 zie je een schematische tekening van een lengtedoorsnede van een pijpbeen van een duif. Een pijpbeen van een duif bevat veel holten die zijn gevuld met lucht. In het bot zitten ook veel verbindingsstukjes.
Wat is de functie van de verbindingsstukjes in het pijpbeen van een duif?
Slide 22 - Open question
Tussen botten van verschillende diersoorten bestaan overeenkomsten en verschillen. Zo is het skelet van een dolfijn anders dan dat van een mens.
Leg uit waardoor er verschillen bestaan tussen de botten van verschillende diersoorten.
Slide 23 - Open question
Bij een foetus en pasgeboren baby bestaat het skelet bijna helemaal uit kraakbeenweefsel. Wat is de functie van het kraakbeenskelet bij de geboorte van een baby?
Slide 24 - Open question
Wat is de functie van de schedelbeenderen in het hoofd?
Slide 25 - Open question
Tijdens het volleyballen voelt Julia plotseling pijn vlak boven haar hiel. Het is alsof zij een schop tegen haar been krijgt. Er wordt vermoedt dat haar achillespees is gescheurd. Om vast te stellen of de pees volledig is afgescheurd, knijpt hij in haar onderbeen om te kijken of haar spier reageert. Hoe zal de voet van Julia bewegen als de pees is afgescheurd? Leg je antwoord uit.
Slide 26 - Open question
Vroeger hadden veel vrouwen last van een ‘brei-arm’. Een brei-arm is vergelijkbaar met een tennisarm. Beide klachten worden veroorzaakt door te vaak achter elkaar dezelfde beweging te maken.
Wat is de verzamelnaam voor zulke klachten?
Slide 27 - Open question
Indra heeft rugklachten en moet naar de fysiotherapeut. De fysiotherapeut bekijkt haar zithouding. Hij vertelt haar dat ze te veel met haar schouders naar voren hangt: Indra zit krom.
Leg uit waardoor de kromme zithouding van Indra zorgt voor rugklachten.
Slide 28 - Open question
In afbeelding 9 zie je een normaal heupgewricht en een heupgewricht van iemand met heupdysplasie. Heupsdysplasie is een aandoening van het heupgewricht. De heupkom is niet goed ontwikkeld. Een mogelijk gevolg daarvan is dat de heup uit de kom gaat. Als de heup volledig uit de kom is, heet dit luxatie. Leg uit waardoor luxatie ook plaats kan vinden bij een vingerkootje.