This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Samenstelling= twee woorden die SAMEN één woord worden
vb.
groente + soep = groentesoep
boeken + plank = boekenplank
Een samenstelling schrijf je met -en, -e of -s.
Hoofdregel: als het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud heeft op -en, dan schrijf je in de samenstelling ook -en.
Krant = kranten -> krantenbezorger
Kip = kippen -> kippensoep
Boek = boeken -> boekenkast
vb. Zon = zonnestelsel, Koningin = Koninginnedag
* Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -s.
vb. Garage = garages -> garagebedrijf
* Het eerste woord is versterkend
vb. Apetrots = heel trots, beresterk = heel sterk
* Het eerste woord heeft een mv op -en en op -s
vb. Groente = groentes & groenten -> groentesoep
Als je een -s hoort in de samenstelling, dan schrijf je deze ook.
vb.
Meningsverschil, jongensbroek
Als het tweede deel met een -s begint, dan krijg je dubbel -s
dames + sjaal = damessjaal