Benodigdheden: LessonUp-les ‘De Filmfabriek, gr 7/8, les 4’
Tablets/iPads met camera (één per zes leerlingen)
werkblad rolverdeling
Lesopbouw:
Klassikaal: Verkenning: inhoud en introductie;
Klassikaal: Informatie over en voorbeelden van acteren
Klassikaal: oefenen van drietal korte scenes met nadruk op verschil tussen toneel en film;
Klassikaal: informatie over wat auditie inhoudt
Opdracht:
Auditie filmpje maken en rollen en taken verdelen bij maken van eigen verhaal en spelen van een scene uit eigen verhaal
Klassikaal afsluiting: groepen tonen scene uit hun verhaal en bespreking van emoties van de personages
Voorbereiding:
Bekijk de bijbehorende LessonUp-les en zet deze voor aanvang van de les klaar op het digibord. Zet ‘devices in de klas’ uit. Zorg ervoor dat de tablets/iPads opgeladen zijn.
Leerdoelen:
1. Neemt een voorbeeld van een professionele maker, of de directe belevingswereld of actualiteit als uitgangspunt voor een eigen filmidee (non-fictie).
2. Kiest bij het samenwerken op basis van persoonlijke voorkeur een rol in het productieproces.
3. Benoemt goede punten en verbeterpunten in eigen werk en proces.
Aan het einde van de les weten de leerlingen hoe een filmauditie verloopt en kennen ze de begrippen ‘casting’ en ‘castingdirector’. Tevens kunnen ze een personage uit het eigen filmverhaal spelen en gebruiken daarbij hun gezicht, stem en lichaam. De leerlingen kennen de basisprincipes van het filmacteren.
Verkenning
Vandaag gaan we personages oefenen en het eigen verhaal acteren.
Informatie: auditie
Vertel dat een acteur (man) of actrice (vrouw) vaak auditie (sollicitatie) moet doen om een bepaalde rol te krijgen. In de filmwereld heet zo’n auditie een ‘casting’. Degene die de casting (dus de auditie) regelt, heet de ‘castingdirector’. Deze bepaalt samen met o.a. de regisseur van de film wie welke rol krijgt. Er wordt gekeken naar het uiterlijk (wat voor type past bij de rol?) en uiteraard hoe goed iemand kan acteren.
Opdracht: 1
Speel een korte scène uit jullie filmverhaal die je kunt spelen in de klas. Verdeel de rollen en speel deze scène eerst zoals je deze zou spelen op het toneel. Maak het spel groot, overdreven en met veel gebaren. Laat de camerapersoon dit filmen.
Opdracht: 2
Speel dezelfde scène nog een keer, maar dan klein, niet te overdreven, zonder veel gebaren. De camerapersoon maakt precies dezelfde shots. Bekijk beide scènes en beoordeel zelf welke je het best vindt.
Opdracht: 3
Verdeel de groep in groepjes van zes. Geef ze allemaal een I pad mee en laat ze allemaal een casting filmpje maken. Om beurten staan ze achter en voor de camera.
1. Naam
2. Leeftijd
3. Broertjes en zusjes
4. Hobby’s
5. Stukje tekst uit de eigen film acteren
Tips voor acteren
Denk aan iets wat je zelf echt hebt meegemaakt, om je rol met meer overtuiging te kunnen spelen. Blijf jezelf. Op het toneel moet je overdrijven, zodat de achterste bezoekers in de zaal de mimiek van de acteur goed kunnen zien. Filmacteurs moeten juist niet overdrijven, omdat een camera de mimiek van acteurs goed kan vastleggen (o.a. door het gebruik van een close-up). Kijk tijdens het acteren niet in de camera. Let bij het acteren op je mimiek (gezichtsuitdrukking), houding (lichaam) en stem. Als een regisseur ‘actie’ zegt, mag je beginnen met acteren. ‘Cut’ betekent stoppen.
Afsluiting: emoties en personages bespreken
Bespreek welke emotie en/of welk personage het moeilijkste is om te spelen. En welke vinden de leerlingen het leukst om te spelen? Hoe komt dat?