What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Twents Carmel College
Visit the website
‹
Return to search
les 2 lijdend voorwerp
Instaples 2 taal
Lijdend voorwerp
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Instaples 2 taal
Lijdend voorwerp
Slide 1 - Slide
Dit ga je leren
Je leert hoe je het gezegde en het lijdend voorwerp herkent
Slide 2 - Slide
Herman duwde zijn zus in het zwembad
Slide 3 - Slide
Dit moet je weten
Gezegde: alle werkwoorden uit een zin bij elkaar te zetten.
In ieder geval de persoonsvorm
Lijdend voorwerp: wat+ gezeegde + onderwerp
Het lijdend voorwerp doet zelf niets....
Jacco heeft een vlinder gevangen
Slide 4 - Slide
Lijdend voorwerp
Mama heeft haar neus verbrand.
Papa heeft de parasol opgezet.
Steffie draagt een grote zonnehoed.
Slide 5 - Slide
In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Liza eet.
A
Liza
B
eet
C
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 7 - Quiz
Kan jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?
A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden
Slide 8 - Quiz
Vandaag hebben we patat gegeten.
we =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 9 - Quiz
Die jongen heeft het nu wel begrepen.
(lijdend voorwerp)
Slide 10 - Open question
Het lijdend voorwerp is:
De wielrenner fietste 200 kilometer.
Slide 11 - Open question
Maak een zin met 'de vis' als lijdend voorwerp.
Slide 12 - Open question
Aan het werk
Werkblad 2
Vakantieverhaal
timer
10:00
Slide 13 - Slide